AB 1997, 93
Bij de toetsing aan art. 3:4 lid 2 Awb dient de rechter zich te beperken tot de vraag of het bestuursorgaan onder afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet tot verlening van vrijstelling heeft kunnen komen.
ABRvS 09-05-1996, ECLI:NL:RVS:1996:ZF2153 (Maxis en Praxis,Kwantum Nederland B.V.)
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
9 mei 1996
- Magistraten
Boukema, Eekhof-de Vries, Loeb
- Zaaknummer
H01950337
- LJN
ZF2153
- Roepnaam
Maxis en Praxis
Kwantum Nederland B.V.
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Ruimtelijk bestuursrecht / Procedure bestemmingsplan
Ruimtelijk bestuursrecht / Ruimtelijke ordening
Bestuursprocesrecht (V)
Bestuursrecht algemeen / Besluit (algemeen)
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:1996:ZF2153, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 09‑05‑1996
- Wetingang
AWB art. 3:4 lid 2; WRO art. 15
Essentie
Bij de toetsing aan art. 3:4 lid 2 Awb dient de rechter zich te beperken tot de vraag of het bestuursorgaan onder afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet tot verlening van vrijstelling heeft kunnen komen. [Gem. Venlo]
Samenvatting
De rechtbank heeft blijk gegeven van een onjuiste opvatting omtrent de betekenis van art. 3:4 lid 2 Awb voor de toetsing door de rechter van de uitoefening door het bestuur van een bevoegdheid als waar het hier om gaat (vrijstelling van een bestemmingsplan). De rechtbank heeft miskend dat het, nu het om de uitoefening van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.