AB 1996, 291
ABRvS, 01-04-1996, nr. H01950203
ABRvS 01-04-1996, ECLI:NL:RVS:1996:ZF2085, m.nt. P.J.J. van Buuren
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
1 april 1996
- Magistraten
Van der Does, Eekhof-de Vries, Ligtelijn-van Bilderbeek
- Zaaknummer
H01950203
- Noot
P.J.J. van Buuren
- LJN
ZF2085
- JCDI
JCDI:ADS868073:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Bestuursprocesrecht (V)
Ruimtelijk bestuursrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:1996:ZF2085, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 01‑04‑1996
- Wetingang
Awb art. 1:2 lid 1; Awb art. 1:3 lid 1; Awb art. 1:3 lid 2; Wonw art. 40 lid 1; Wonw art. 43 lid 1; Wet RvS art. 45; Awb art. 8:70
Essentie
Beroep van vergunninghouder tegen aan hem overeenkomstig zijn aanvraag verleende bouwvergunning ontvankelijk; rechtsoordeel omtrent bestaan van vergunningplicht. [Gem. Leeuwarden]
Samenvatting
Tot het verlenen van een bouwvergunning mogen burgemeester en wethouders slechts overgaan na te hebben vastgesteld dat voor het in de aanvraag omschreven doel inderdaad vergunning is vereist. Daarbij wordt met name onderzocht of het gaat om bouwen in de zin van art. 40 Woningwet en, zo ja, of het bouwplan wellicht voldoet aan de — soms betrekkelijk vage — criteria van art. 43 Woningwet. Deze beoordeling dienen burgemeester en wethouders ambtshalve te verrichten. Dat zij hun rechtsoordeel omtrent het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.