Rb. 's-Gravenhage, 29-04-2010, nr. 363455/KGZA10-453
ECLI:NL:RBSGR:2010:BM3025
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
29-04-2010
- Zaaknummer
363455/KGZA10-453
- LJN
BM3025
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2010:BM3025, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 29‑04‑2010; (Kort geding)
- Vindplaatsen
Uitspraak 29‑04‑2010
Inhoudsindicatie
Verzoek tot opheffing strafrechtelijk conservatoir beslag vanwege vervangende zekerheidstelling afgewezen. Ruime beoordelingsvrijheid voor de Staat.
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 29 april 2010,
gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer 363455 / KG ZA 10-453 van:
1. [eiser],
wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Maruta Holding B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Noordwijk,
eisers,
advocaat mr. D.G. Lasschuit te Noordwijk,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie),
zetelende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. W. Heemskerk te 's-Gravenhage.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als '[eiser c.s.]' en 'de Staat'.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 16 april 2010 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. [Z.] wordt voor de rechtbank Arnhem vervolgd ter zake van deelneming aan een criminele organisatie, witwassen en Opiumwetdelicten. Op vordering van de officier van justitie heeft de rechter-commissaris op 22 oktober 2009 machtiging verleend tot het instellen van een strafrechtelijk financieel onderzoek.
1.2. Op 25 november 2009 heeft het Bureau Ontnemingswetgeving van het openbaar ministerie (hierna: BOOM) beslag doen leggen onder [eiser c.s.], op de aan eiser sub 1 in eigendom toebehorende Jaguar en de aan eiseres sub 2 in eigendom toebehorende Ferrari (hierna gezamenlijk: 'de auto's'). Het beslag is gelegd tot zekerheid voor een ontnemingsvordering in verband met de verdenking dat [eiser c.s.] een bedrag van € 133.000,-, afkomstig van een misdrijf, van [Z] onder zich zouden hebben.
1.3. [Eiser c.s.] hebben BOOM bij brief van 7 december 2009 aangeboden om een vervangende bankgarantie te stellen voor het bedrag waarvoor beslag op de auto's was gelegd. Bij brief van 18 december 2009 heeft BOOM laten weten akkoord te kunnen gaan met zekerheidstelling in de vorm van een bankgarantie. Voorwaarde was dat de bankgarantie zou worden opgemaakt in de vorm van het model van BOOM. [eiser c.s.] zijn niet met die voorwaarde akkoord gegaan. Ook na diverse gewisselde brieven hebben partijen geen overeenstemming bereikt over de inhoud van de door [eiser c.s.] af te geven bankgarantie.
1.4. Op 15 februari 2010 hebben [eiser c.s.] met betrekking tot de beslaglegging een klaagschrift ingediend bij de raadkamer van de sector strafrecht van de rechtbank Arnhem. De raadkamer heeft op 2 april 2010 uitspraak gedaan. Daarbij heeft zij beslist dat de Jaguar aan eiser sub 1 dient te worden teruggegeven omdat de Ferrari van eiseres sub 2 een zodanige waarde vertegenwoordigt dat de vordering van BOOM in voldoende mate is gedekt. De raadkamer heeft in haar uitspraak overwogen dat de discussie tussen partijen omtrent de zekerheidstelling in de vorm van een bankgarantie niet aan haar oordeel is onderworpen. Het openbaar ministerie heeft cassatieberoep van de beslissing ingesteld.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
2.1. [Eiser c.s.] vorderen na vermeerdering van eis - zakelijk weergegeven - veroordeling van BOOM om tegen afgifte van een bankgarantie met het door [eiser c.s.] voorgestelde model de beslagen op de auto's op te heffen en de auto's aan hen ter hand te stellen.
2.2. Daartoe voeren [eiser c.s.] het volgende aan. [Eiser c.s.] hebben voldoende vervangende zekerheid geboden door middel van een bankgarantie en lijden aanzienlijke schade door handhaving van de beslagen. BOOM handelt onrechtmatig c.q. maakt zich schuldig aan misbruik van bevoegdheid of een handelen in strijd met de redelijkheid en billijkheid door te weigeren de redelijke bankgarantie te accepteren en de onredelijk bezwarende beslagen op te heffen.
2.3. De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Vooropgesteld wordt dat in onderhavige zaak sprake is van strafvorderlijke conservatoire beslagen die op grond van artikel 126b lid 1 in verbinding met artikel 94a lid 3 en 4 Wetboek van Strafvordering (Sv) zijn gelegd, zo blijkt genoegzaam uit de processen-verbaal van 25 november 2009 met betrekking tot de beslagleggingen. De omstandigheid dat de deurwaarder - kennelijk abusievelijk - bij de betekening van het exploit van 3 december 2009 twee verklaringen derdenbeslag heeft meebetekend, maakt dat niet anders.
3.2. De voorzieningenrechter overweegt vervolgens dat de opheffing van onderhavige strafvorderlijke conservatoire beslagen enkel kan worden bewerkstelligd door het benutten van de exclusief aangewezen en met voldoende waarborgen omklede rechtsgang van artikel 552a Sv. De beantwoording van de vraag of de gelegde beslagen dienen te worden opgeheven is dus voorbehouden aan de raadkamer in strafzaken van de rechtbank. Nu [eiser c.s.] kennelijk met hun vordering beogen om BOOM te verplichten met de door hen aangeboden bankgarantie akkoord te gaan, kunnen zij desalniettemin door de burgerlijke rechter - in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding - in hun aldus opgevatte vordering worden ontvangen.
3.3. Aangezien sprake is van strafvorderlijke conservatoire beslagen is artikel 118a Sv op de aangeboden zekerheidstelling van toepassing. Op grond van dit artikel heeft het openbaar ministerie een ruime beleidsvrijheid bij de beslissing over teruggave van een in beslag genomen voorwerp onder zekerheidstelling en een ruime beoordelingsvrijheid bij de bepaling van het bedrag waarvoor en de wijze waarop de zekerheid gesteld dient te worden. De voorzieningenrechter kan de onderhavige beslissing van BOOM dus slechts marginaal toetsen.
3.4. De Staat heeft aangevoerd dat de door [eiser c.s.] aangeboden zekerheid onvoldoende is, aangezien daarin beperkende voorwaarden zijn opgenomen die niet op de wet berusten. Dit verweer slaagt. Hetgeen [eiser c.s.] naar voren hebben gebracht geeft dan ook geen aanleiding tot de conclusie dat BOOM niet in redelijkheid de aangeboden zekerheid heeft kunnen weigeren. Aangezien BOOM niet is gehouden de door [eiser c.s.] aangeboden bankgarantie alsnog te accepteren, zal de daartoe strekkende vordering worden afgewezen.
3.5. [Eiser c.s.] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt [eiser c.s.] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.079,--, waarvan
€ 816,-- aan salaris advocaat en € 263,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A. Koppen en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2010.
hvd