AB 1998, 264
Wet Boeten en maatregelen; Wulbz; benadelingshandeling
Rb. 's-Gravenhage 12-03-1998, ECLI:NL:RBSGR:1998:AN5674, m.nt. H.E. Bröring
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
12 maart 1998
- Magistraten
Stuldreher, Borman, Van der Veen
- Zaaknummer
AWB97/1446ZW
- Noot
H.E. Bröring
- LJN
AN5674
- JCDI
JCDI:ADS866558:1
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBSGR:1998:AN5674, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 12‑03‑1998
- Wetingang
ZW art. 45 lid 1; ZW art. 45 lid 2; Maatregelenbesl. Tica art. 2; Maatregelenbesl. Tica art. 7
Essentie
Wet Boeten en maatregelen; Wulbz; benadelingshandeling.
Samenvatting
De rechtbank deelt niet het standpunt van verweerder dat in alle gevallen waarin sprake is van verwijtbaar ingetreden werkloosheid, tevens moet worden gesteld dat een benadelingshandeling is gepleegd in het kader van de Ziektewet ook als de ziekte eerste (geruime tijd) nadien is ingetreden. Naar haar oordeel brengt een redelijke wetsuitleg met zich mee dat alleen van een benadelingshandeling in het kader van de Ziektewet kan worden gesproken, indien ten tijde van het gewraakte gedrag redelijkerwijs voorzienbaar was dat dit gedrag een beroep op de Ziektewet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.