NJ 1988, 803
Rb. Breda, 04-05-1988
Rb. Breda 04-05-1988, ECLI:NL:RBBRE:1988:AB8759
- Instantie
Rechtbank Breda
- Datum
4 mei 1988
- Magistraten
Leijten, Kalff, Wallis
- Zaaknummer
[1988-05-04/NJ_63586]
- LJN
AB8759
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Materieel strafrecht / Sancties
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBBRE:1988:AB8759, Uitspraak, Rechtbank Breda, 04‑05‑1988
- Wetingang
Opiumwet art. 10a
Essentie
Voor de strafbaarheid van alle in art. 10a sub 1e, 2e en 3e Opiumwet omschreven handelingen is vereist dat de dader de opzet heeft om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van art. 10 voor te bereiden of te bevorderen.
Uitspraak
Bijzondere overweging met betrekking tot de vrijspraak ten aanzien van het subs. ten laste gelegde.
Naar het oordeel van de Rb. staat op grond van het onderzoek ter terechtzitting vast dat de verdachte op tijd en plaats, als voormeld in het subs. ten laste gelegde, voorwerpen en stoffen, te weten glaswerk en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.