Rb. Arnhem, 08-02-2010, nr. 10/2
ECLI:NL:RBARN:2010:BM9507
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
08-02-2010
- Zaaknummer
10/2
- LJN
BM9507
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2010:BM9507, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 08‑02‑2010; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 08‑02‑2010
Inhoudsindicatie
.
Partij(en)
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
rekestnummer: 10/2
uitspraakdatum: 8 februari 2010
Verzoek gedwongen schuldregeling artikel 287a Faillissementswet
In de zaak van: [ ] [verzoeker]
wonende te [woonplaats],
nader te noemen [verzoeker],
1. De procedure
[verzoeker] heeft bij de rechtbank op 25 november 2009 een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Daarbij is tevens verzocht om de weigerachtige schuldeisers Webcasso en Fa-med B.V. via deurwaarder Hofman Gerechtsdeurwaarders, te bevelen in te stemmen met een vóór indiening van het verzoekschrift aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet.
[verzoeker] is naar aanleiding van het op 25 november 2009 ingediende verzoek door de rechtbank gehoord ter terechtzitting van 29 januari 2010. Webcasso en Fa-med B.V.
(opgeroepen via Hofman Gerechtsdeurwaarders) zijn opgeroepen voor deze zitting
maar niet verschenen. Namens de Kredietbank Utrecht zijn de heer [Z]
en [A] verschenen. Tevens is verschenen de beschermingsbewindvoerder van
[verzoeker], mevrouw [Q].
2. De feiten
2.1
[verzoeker] heeft op 25 november 2009 een verzoek ingediend om Webcasso en Fa-med B.V. te dwingen in te stemmen met een aangeboden minnelijk akkoord. Het verzoek betreft het opleggen van een schuldregeling aan Webcasso en Fa-med B.V. inhoudende een betaling van 2,86% van de totale vordering aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting en een betaling van 5,36% van de totale vordering aan de preferente schuldeisers tegen finale kwijting. De Kredietbank Utrecht zal 9% van het totaalbedrag inhouden in verband met bemiddelingskosten. Voornoemde percentages zijn volgens het verzoekschrift als volgt tot stand gekomen. [verzoeker] heeft volgens de berekening van het vrij te laten bedrag maandelijks geen aflossingscapaciteit. De Kredietbank Utrecht gaat echter uit van een minimale aflossingscapaciteit van 5% van de WWB-norm. Dit betekent dat [verzoeker] maandelijks
een aflossingscapaciteit heeft van € 45,-.
2.2
Webcasso en Fa-med B.V. hebben geweigerd in te stemmen met deze schuldregeling aangezien zij het aangeboden percentage te laag vinden.
2.3
Uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting van 29 januari 2010 is verklaard volgt dat
[verzoeker] een totale schuldenlast heeft van € 30.228,75. [verzoeker] heeft een forse fraudeschuld van € 12.775,37 aan de gemeente [woonplaats] laten ontstaan. De schuld is ontstaan omdat [verzoeker] in de periode februari 2005 tot januari 2009 heeft samengewoond. De Sociale Dienst heeft hierna in 2007 de uitkering van [verzoeker] stopgezet waarna zij in de financiële problemen is geraakt. De gemeente [woonplaats] heeft thans beslag gelegd op de WWB-uitkering van [verzoeker], waarmee de fraudeschuld maandelijks wordt afbetaald. De heer [Z] heeft
ter zitting verklaard dat de gemeente [woonplaats] bereid is om, gelet op de uitzonderlijke situatie (zelfmoord van haar partner en psychische problematiek) en in afwijking van haar eigen debiteurenbeleid, toch medewerking te verlenen aan het schuldsaneringstraject van [verzoeker].Volgens de Kredietbank Utrecht is dit aanbod het uiterste waartoe [verzoeker] op dit moment financieel in staat kan worden geacht. [verzoeker] heeft ter zitting verklaard dat zij in de periode 1976 tot en met 1983 voor het laatst betaalde arbeid heeft verricht. [verzoeker] was toen werkzaam als administratief medewerkster. [verzoeker] acht zichzelf vanwege haar gezondheid niet in staat om nu of in de toekomst betaalde arbeid te verrichten. [verzoeker] heeft in het verleden vijf zenuwinzinkingen gehad, daarbij heeft zij last van artrose. Volgens [verzoeker] heeft er in het verleden een keuring plaatsgevonden bij Lander. [verzoeker] heeft op basis van die keuring van de gemeente een vrijstelling gekregen van haar sollicitatieplicht. Dit is ter zitting door de heer [Z] bevestigd. [verzoeker] staat onder beschermingsbewind vanaf mei 2009, de kosten van het beschermingsbewind worden door middel van bijzondere bijstand voldaan.
2.4
De totale schuldenlast van [verzoeker] bedraagt € 30.228,75. Er zijn 18 concurrente crediteuren ( van in totaal € 15.470,38) en drie preferente crediteuren ( van in totaal
€ 14.758,37). De vordering van Webcasso bedraagt € 255,03 en beslaat 0,84% van de totale schuld. De vordering van Fa-med B.V. bedraagt € 600,04 en beslaat van 1,99% de totale schuld. 19 van de 21 schuldeisers gaan akkoord met de aangeboden schuldregeling.
2.5
De gemeente [woonplaats] heeft een beslag gelegd op de WWB-uitkering tot een bedrag van 10% van die uitkering waarmee de fraudeschuld van € 12.775,37 maandelijks wordt afbetaald.
3. De beoordeling
3.1
Het verzoek tot het opleggen van deze schuldregeling aan Webcasso en Fa-med B.V. dient te worden toegewezen indien Webcasso en Fa-med B.V. in redelijkheid niet tot weigering van instemming met deze schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van [verzoeker] of van de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad. Blijkens de wetsgeschiedenis (MvT Kamerstukken II 2004/05 nr. 3 p. 18) bij de totstandkoming van artikel 287a Fw. kan een groot aantal toetsingscriteria van belang zijn bij de beantwoording van deze vraag.
3.2
Allereerst is de vraag of het voorstel goed is gedocumenteerd en of voldoende
duidelijk is dat het bod het uiterste is waartoe [verzoeker] financieel in staat moet worden
geacht. De schuldregeling is door Kredietbank Utrecht voorbereid en getoetst, dit betreft derhalve een onafhankelijke en deskundige partij. Het verzoek is verder goed onderbouwd
en gedocumenteerd. Het aangeboden akkoord houdt in dat [verzoeker] een aanbod doet van
- 36.
x € 45,-= € 1.620,- minus € 145,80 (de bemiddelingskosten van 9%)= € 1.474,20. Ten aanzien van de vraag of voldoende duidelijk is dat het bod het uiterste is waartoe [verzoeker] financieel in staat is overweegt de rechtbank het volgende. Vooropgesteld moet worden dat gelet op het feit dat er sprake is van psychische problematiek, [verzoeker] vanaf 1983 niet meer heeft gewerkt, alsmede de toelichting van de heer [Z] ter zitting, onvoldoende aannemelijk is geworden dat er een goede kans is dat [verzoeker] in de toekomst zodanig gaat verdienen dat in een eventuele schuldsaneringsregeling een hogere uitdeling aan de schuldeisers zou worden gerealiseerd.
[verzoeker] heeft in 2007 een forse fraudeschuld van € 12.775,37 aan de gemeente [woonplaats] laten ontstaan. [verzoeker] is ten aanzien van het ontstaan én onbetaald laten van deze schuld niet te goeder trouw geweest. De schuld is ontstaan in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend. De kans is zeer groot dat het verzoek van [verzoeker] om thans te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling op grond van artikel 288 lid 1 sub b Fw. zal worden afgewezen. Bij afwijzing van het verzoek en na het verstrijken van de in de wet gehanteerde vijfjaarstermijn zou [verzoeker] een hernieuwd verzoek kunnen doen om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. In de tussenliggende periode zou vanwege het door gemeente [woonplaats] gelegde beslag op de WWB-uitkering van [verzoeker] enkel op de schuld aan de gemeente [woonplaats] van € 12.775,37 worden afgelost. Indien [verzoeker] na het verstrijken van de in de wet gehanteerde vijfjaarstermijn wel wordt toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, valt een uitdeling aan de schuldeisers gelet op het salaris van de bewindvoerder, het vrij te laten bedrag en de eerder genoemde omstandigheden met betrekking tot de verdiencapaciteit van [verzoeker], niet te verwachten.
De gemeente [woonplaats] is dus de enige schuldeiser die in afwachting van een hernieuwd verzoek van [verzoeker] gebaat zou kunnen zijn bij weigering van de aangeboden schuldregeling. Zij heeft echter laten weten dat zij gelet op de uitzonderlijke situatie van [verzoeker] toch haar medewerking zal verlenen. Tevens is van belang dat Webcasso en Fa-med B.V. de enige schuldeisers zijn die niet met de aangeboden schuldregeling hebben ingestemd. De rechtbank komt tot de conclusie dat het belang dat Webcasso en Fa-med hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering niet in een zodanige verhouding staat tot het belang van [verzoeker] en de overige schuldeisers, die op basis van het aanbod een uitkering tegemoet kunnen zien.
3.3
Het verzoek om Webcasso en Fa-med B.V. te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom op grond van artikel 287a lid 5 Faillissementswet toegewezen.
De beslissing
De rechtbank:
- -
beveelt Webcasso en Fa-med B.V. om in te stemmen met de door [verzoeker] aangeboden schuldregeling.
- -
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M.I. de Waele en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 februari 2010.
de griffier, de rechter,