GS Personen- en familierecht, art. 1:435 BW, aant. 1.1:1.1 De uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende (lid 3)
GS Personen- en familierecht, art. 1:435 BW, aant. 1.1
1.1 De uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende (lid 3)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Documentgegevens:
mr. J.H.M. ter Haar, actueel t/m 25-10-2024
Actueel t/m
25-10-2024
Tijdvak
01-04-2014 tot: -
Auteur
mr. J.H.M. ter Haar
Vindplaats
GS Personen- en familierecht, art. 1:435 BW, aant. 1.1
Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Dit voorschrift vindt zijn oorsprong in een D66-amendement bij de Wet mentorschap (22 474, nr. 18). De uitdrukkelijke bedoeling van het amendement is, de rechter te verplichten bij de benoeming van een bewindvoerder in eerste instantie de voorkeur van de rechthebbende, schriftelijk dan wel mondeling geuit, te volgen. De uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende gaat boven die voor de personen genoemd in lid 4, zoals ook uit het begin van lid 4 blijkt (‘Tenzij het vorige lid is toegepast (…)’).
De voorkeur moet wel een uitdrukkelijke zijn. Met andere woorden, sprake moet zijn van een uitgesproken voorkeur (mondeling of ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
GS Personen- en familierecht, art. 1:435 BW, aant. 1.1
1.1 De uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende (lid 3)
mr. J.H.M. ter Haar, actueel t/m 25-10-2024
25-10-2024
01-04-2014 tot: -
mr. J.H.M. ter Haar
GS Personen- en familierecht, art. 1:435 BW, aant. 1.1
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
bewindvoerder
Burgerlijk Wetboek Boek 1 artikel 435
Dit voorschrift vindt zijn oorsprong in een D66-amendement bij de Wet mentorschap (22 474, nr. 18). De uitdrukkelijke bedoeling van het amendement is, de rechter te verplichten bij de benoeming van een bewindvoerder in eerste instantie de voorkeur van de rechthebbende, schriftelijk dan wel mondeling geuit, te volgen. De uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende gaat boven die voor de personen genoemd in lid 4, zoals ook uit het begin van lid 4 blijkt (‘Tenzij het vorige lid is toegepast (…)’).
De voorkeur moet wel een uitdrukkelijke zijn. Met andere woorden, sprake moet zijn van een uitgesproken voorkeur (mondeling of ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.