NJ 1935, p. 113
Regl. III art. 30. Salarisovereenkomst advocaat. Schending van de eer van den stand der advocaten.
HR 29-06-1934, ECLI:NL:HR:1934:251, m.nt. Prof. Mr. Paul Scholten
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 juni 1934
- Magistraten
Mrs. Visser, van den Dries, van Gelein Vitringa, Polak, de Menthon Bake
- Zaaknummer
[29061934/NJ_1935,_p._113]
- Noot
Prof. Mr. Paul Scholten
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS104459:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1934:251, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑06‑1934
- Wetingang
(RO art. 19.)
Essentie
Regl. III art. 30. Salarisovereenkomst advocaat. Schending van de eer van den stand der advocaten.
Samenvatting
Het staat den advocaat niet vrij bij overeenkomst een salaris te bedingen, hetwelk, als in elk geval verschuldigd, aan de werking van de tariefvoorschriften en aan het wettelijk toezicht zoude zijn onttrokken.
Zulks brengt echter niet mede de ongeoorloofdheid van elke salarisovereenkomst. Immers de advocaat mag zijn declaratie matigen en niets belet hem dan ook met den cliënt een overeenkomst te sluiten omtrent het door dezen eventueel ten hoogste verschuldigde bedrag.
Door een overeenkomst aan te gaan voor een bepaald bedrag ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.