HR, 01-11-2016, nr. 15/02495
ECLI:NL:HR:2016:2488
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
01-11-2016
- Zaaknummer
15/02495
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:2488, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑11‑2016; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
- Vindplaatsen
Uitspraak 01‑11‑2016
Inhoudsindicatie
Poging tot doodslag te Maastricht. Voorwaardelijk opzet op de dood van zijn ex-vriendin door met een mes stekende bewegingen in de richting van haar bovenlichaam te maken. HR: art. 80a RO, zonder schriftelijk standpunt AG.
Partij(en)
1 november 2016
Strafkamer
nr. S 15/02495
SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 26 mei 2015, nummer 20/003252-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 november 2016.