V-N 2021/21.13
Parkeren bij attractiepark vormt geen bijkomende dienst bij verlenen toegang attractiepark
HR 07-05-2021, ECLI:NL:HR:2021:699, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 mei 2021
- Magistraten
Van Hilten, Punt, Faase
- Zaaknummer
19/02610
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS268651:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Tarief
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:699, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑05‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑05‑2021
- Wetingang
art. 9 Wet OB 1968; post 14 Tabel I letter B Wet OB 1968
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat de door X bv verrichte handelingen niet één ondeelbare economische prestatie vormen. Verder is het gebruikmaken van de parkeerdienst een doel op zich. De Hoge Raad stelt de staatssecretaris in het gelijk en doet de zaak zelf af.
Samenvatting
X bv exploiteert een attractiepark. De bezoekers kunnen hun auto op het bij het attractiepark gelegen parkeerterrein parkeren. X bv voldoet 21% BTW over het parkeergeld. Volgens X bv vormt het gelegenheid bieden tot parkeren echter een bijkomende dienst bij het verlenen van toegang tot het park, waarop het verlaagde BTW-tarief van toepassing is. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.