Einde inhoudsopgave
Overgangswet
Artikel 49
Geldend
Geldend vanaf 26-01-1838
- Bronpublicatie:
23-12-1837, Stb. 1837, 78 (uitgifte: 01-01-1837, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
26-01-1838
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-1837, Stb. 1837, 78 (uitgifte: 01-01-1837, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Staatsrecht / Wetgeving
1.
Allen, die overeenkomstig de voorschriften van het wetboek Napoléon, olographische testamenten hebben gemaakt vóór de invoering van het burgerlijk wetboek, en verlangen mogten, dat dezelve van kracht blijven, zullen verpligt zijn dezelve, met uitzondering van die, vermeld bij artikel 982 van het Burgerlijk Wetboek, binnen het jaar na die invoering, naar aanleiding van de bepalingen van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, aan een notaris in bewaring te geven; zullende bij gebreke van dien, zoodanige testamenten alleen van kracht zijn, indien de erflater overleden is binnen het jaar na die invoering.
2.
Olographische testamenten, welke onder het Wetboek Napoleon gemaakt, doch niet op de voorschreven wijze onder bewaring gesteld zijn, zullen nogthans daardoor niet krachteloos worden, wanneer de personen, door welke die testamenten zijn gemaakt, bij de invoering der nieuwe wetgeving, of binnen het jaar na die invoering, door krankzinnigheid of andere overmagt, tot de vereischte bewaargeving buiten staat geraakt zijn.
3.
Van deze bepalingen zijn uitgezonderd de beschikkingen vermeld bij artikel 982 van het nieuwe burgerlijk wetboek.