Einde inhoudsopgave
Mediawet 2008
Artikel 6.13 [Ontvangst digitaal standaardprogrammapakket]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Bronpublicatie:
10-02-2021, Stb. 2021, 88 (uitgifte: 24-02-2021, kamerstukken: 35042)
09-12-2020, Stb. 2020, 517 (uitgifte: 17-12-2020, kamerstukken: 35554)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-02-2021, Stb. 2021, 90 (uitgifte: 24-02-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
14-12-2020, Stb. 2020, 527 (uitgifte: 17-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Media
Informatierecht / Reclame
1.
Als een pakketaanbieder een of meer digitale programmapakketten verspreidt of laat verspreiden, ontvangen alle abonnees die met hem een overeenkomst met betrekking tot de ontvangst van een of meer digitale programmapakketten hebben gesloten, in elk geval een digitaal standaardprogrammapakket.
2.
Het standaardprogrammapakket bestaat uit ten minste dertig televisieprogrammakanalen en een door de pakketaanbieder met inachtneming van het vierde lid te bepalen aantal radioprogrammakanalen. Bij ministeriële regeling kunnen diensten worden aangewezen waarvan het signaal als integraal onderdeel van de programmakanalen moet worden doorgegeven en kunnen nadere regels worden gesteld voor de doorgifte van deze diensten.
3.
Voor zover het betreft televisieprogrammakanalen, bevat het standaardprogrammapakket in elk geval:
- a.
de algemene televisieprogrammakanalen van de landelijke publieke mediadienst, bedoeld in artikel 2.50, onder a, en een derde algemeen televisieprogrammakanaal voor zover dat door de landelijke publieke mediadienst wordt verzorgd;
- b.
één televisieprogrammakanaal van de regionale publieke mediadienst met programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de provincie of het deel van de provincie waarbinnen de abonnees woonachtig zijn;
- c.
de televisieprogrammakanalen van de regionale publieke mediadienst met programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de provincies aangrenzend aan de provincie waarbinnen de abonnees woonachtig zijn;
- d.
één televisieprogrammakanaal van de lokale publieke mediadienst met programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de gemeente waarbinnen de abonnees woonachtig zijn en dat door de pakketaanbieder wordt verspreid vanaf een in de markt gebruikelijk en geschikt centraal overnamepunt in Nederland voor de aanlevering en verspreiding van televisieprogrammakanalen;
- e.
ten hoogste twee televisieprogrammakanalen van de lokale publieke mediadienst met ander programma-aanbod dan bedoeld in onderdeel d, dat een lokale publieke media-instelling verzorgt en dat is gericht op specifieke bevolkings- en leeftijdsgroepen waaronder minderheden en dat door de pakketaanbieder wordt verspreid vanaf een in de markt gebruikelijk en geschikt centraal overnamepunt in Nederland voor de aanlevering en verspreiding van televisieprogrammakanalen; en
- f.
drie televisieprogrammakanalen van de Nederlandstalige landelijke Belgische openbare omroepdienst.
4.
Voor zover het betreft radioprogrammakanalen, bevat het standaardprogrammapakket in elk geval:
- a.
vijf algemene radioprogrammakanalen van de landelijke publieke mediadienst;
- b.
één radioprogrammakanaal van de regionale publieke mediadienst met programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de provincie of het deel van de provincie waarbinnen de abonnees woonachtig zijn;
- c.
één radioprogrammakanaal van de lokale publieke mediadienst met programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de gemeente waarbinnen de abonnees woonachtig zijn en dat door de pakketaanbieder wordt verspreid vanaf een in de markt gebruikelijk en geschikt centraal overnamepunt in Nederland voor de aanlevering en verspreiding van radioprogrammakanalen;
- d.
ten hoogste vijf radioprogrammakanalen van de lokale publieke mediadienst met ander programma-aanbod dan bedoeld in onderdeel c, dat een lokale publieke media-instelling verzorgt en dat is gericht op specifieke bevolkings- en leeftijdsgroepen waaronder minderheden en dat door de pakketaanbieder wordt verspreid vanaf een in de markt gebruikelijk en geschikt centraal overnamepunt in Nederland voor de aanlevering en verspreiding van radioprogrammakanalen; en
- e.
vijf radioprogrammakanalen van de Nederlandstalige landelijke Belgische openbare omroepdienst.
5.
Bij de vaststelling of een pakketaanbieder heeft voldaan aan het vereiste, bedoeld in de eerste volzin van het tweede lid, worden de volgende regels in acht genomen:
- a.
ten minste dertig unieke televisieprogrammakanalen worden aangeboden in een door de pakketaanbieder te bepalen uitzendkwaliteit;
- b.
als televisieprogrammakanalen in verschillende uitzendkwaliteit worden aangeboden, worden programmakanalen met dezelfde naam en ordening van het programma-aanbod als één programmakanaal aangemerkt;
- c.
als televisieprogrammakanalen in verschillende uitzendkwaliteit worden aangeboden, worden programmakanalen met dezelfde naam maar met een verschillende ordening van het programma-aanbod als afzonderlijke programmakanalen aangemerkt; en
- d.
als televisieprogrammakanalen via omroepzenders worden verspreid zonder dat voor de ontvangst andere kosten moeten worden betaald dan de kosten van aanschaf en gebruik van technische voorzieningen die de ontvangst mogelijk maken, en deze programmakanalen zijn opgenomen in de elektronische programmagids die onderdeel van de technische voorzieningen is, worden deze programmakanalen aangemerkt als televisieprogrammakanalen als bedoeld in onderdeel a.