HR, 14-02-2014, nr. 12/04336
ECLI:NL:HR:2014:329
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14-02-2014
- Zaaknummer
12/04336
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:329, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑02‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ7867, Gevolgd
Uitspraak 14‑02‑2014
Inhoudsindicatie
De Hoge raad verklaart het beroep in cassatie gegrond, zie ook 12/04337.
Partij(en)
14 februari 2014
Nr. 12/04336
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 2 augustus 2012, nr. 11/00741, betreffende een aan [X] te [Z], Zwitserland, domicilie gekozen hebbende te Rotterdam, (hierna: belanghebbende) gerichte beschikking als bedoeld in artikel 10, lid 1, van de Wet op de dividendbelasting 1965.
1. Het geding in feitelijke instanties
Belanghebbende heeft de Inspecteur verzocht om teruggaaf van in het kalenderjaar 2006 ten laste van haar ingehouden dividendbelasting, welk verzoek door de Inspecteur bij beschikking niet‑ontvankelijk is verklaard. Met toepassing van artikel 7:1a Awb is door belanghebbende beroep tegen deze beschikking ingesteld.
De Rechtbank te Breda (nr. AWB 10/895) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur gewijzigd in dier voege dat de beslissing tot niet‑ontvankelijkverklaring vervalt en dat aan belanghebbende een teruggaaf dividendbelasting wordt verleend ten bedrage van € 218.588.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.
De Advocaat‑Generaal P.J. Wattel heeft op 14 maart 2013 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd. Na het verstrijken van de voor de schriftelijke reactie op de conclusie gestelde termijn heeft belanghebbende nog een geschrift ingediend. Op dit stuk slaat de Hoge Raad geen acht.
3. Beoordeling van het middel
Het middel slaagt op grond van hetgeen is overwogen in onderdeel 3.3 en 3.4 van het heden in de zaak met nummer 12/04337 tussen dezelfde partijen uitgesproken arrest van de Hoge Raad. ’s Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. Het verzoek om teruggaaf dient te worden afgewezen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof alsmede de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak van de Inspecteur, en
wijst het verzoek af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, C.B. Bavinck, R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2014.