Einde inhoudsopgave
Kaderbesluit 2005/667/JBZ tot versterking van het strafrechtelijk kader voor de bestrijding van verontreiniging vanaf schepen
Artikel 4 Sancties
Geldend
Geldend vanaf 20-04-2007
- Redactionele toelichting
Dit artikel is gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2007, L 99).
- Bronpublicatie:
12-07-2005, PbEU 2005, L 255 (uitgifte: 30-09-2005, regelingnummer: 2005/667/JBZ)
- Inwerkingtreding
20-04-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-07-2005, PbEU 2005, L 255 (uitgifte: 30-09-2005, regelingnummer: 2005/667/JBZ)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Iedere lidstaat draagt er zorg voor dat de delicten, bedoeld in de artikelen 2 en 3, strafbaar worden gesteld met doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties waaronder, voor ernstige gevallen, een maximumstraf van ten minste één tot drie jaar gevangenis.
2.
In minder ernstige gevallen, wanneer het gepleegde feit geen verslechtering van de kwaliteit van het water veroorzaakt, kan een lidstaat voorzien in andersoortige sancties dan de in lid 1 bedoelde.
3.
De in lid 1 bedoelde strafrechtelijke sancties kunnen gepaard gaan met andere sancties of maatregelen, in het bijzonder boetes of het uitsluiten van een natuurlijke persoon van het verrichten van activiteiten waarvoor officiële toestemming of goedkeuring vereist is, dan wel van het oprichten, beheren of leiden van een firma of stichting, wanneer de feiten die tot de veroordeling van die persoon hebben geleid, een duidelijk gevaar van herhaling van dergelijke strafbare activiteiten inhouden.
4.
Iedere lidstaat draagt er zorg voor dat het in artikel 2 bedoelde opzettelijk gepleegde delict strafbaar wordt gesteld met een maximumstraf van ten minste vijf tot tien jaar gevangenis, ingeval door het delict over een uitgestrekt gebied grote schade is veroorzaakt aan de kwaliteit van water of aan dier- en plantensoorten of delen daarvan, en de dood is veroorzaakt van of ernstig letsel is toegebracht aan personen.
5.
Iedere lidstaat draagt er zorg voor dat het in artikel 2 bedoelde opzettelijk gepleegde delict strafbaar wordt gesteld met een maximumstraf van ten minste twee tot vijf jaar gevangenis, ingeval:
- a)
het delict over een uitgestrekt gebied grote schade heeft veroorzaakt aan de kwaliteit van water of aan dier- en plantensoorten of delen daarvan; of
- b)
het delict is gepleegd in het kader van een criminele organisatie in de zin van Gemeenschappelijk Optreden 98/733/JBZ van de Raad van 21 december 1998 inzake de strafbaarstelling van deelneming aan een criminele organisatie in de lidstaten van de Europese Unie (1), ongeacht de in dat gemeenschappelijk optreden vermelde hoogte van de sanctie.
6.
Iedere lidstaat draagt er zorg voor dat het in artikel 2 bedoelde delict, wanneer het voortvloeit uit grove nalatigheid, wordt bestraft met een maximumstraf van ten minste twee tot vijf jaar gevangenis, ingeval door het delict over een uitgestrekt gebied grote schade is veroorzaakt aan de kwaliteit van water of aan dier- en plantensoorten of delen daarvan, en de dood is veroorzaakt van of ernstig letsel is toegebracht aan personen.
7.
Iedere lidstaat draagt er zorg voor dat het delict zoals bedoeld in artikel 2, wanneer het voortvloeit uit grove nalatigheid, wordt bestraft met een maximumstraf van ten minste één tot drie jaar gevangenis, indien het delict over een uitgestrekt gebied grote schade heeft veroorzaakt aan de kwaliteit van water of aan dier- en plantensoorten of delen daarvan.
8.
Ten aanzien van gevangenisstraf is dit artikel van toepassing onverminderd het internationaal recht, met name artikel 230 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982.
Voetnoten
PB L 351 van 29.12.1998, blz. 1.