Einde inhoudsopgave
Besluit zeevarenden
Artikel 8
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2018
- Bronpublicatie:
12-12-2017, Stb. 2017, 493 (uitgifte: 20-12-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2017, Stb. 2017, 493 (uitgifte: 20-12-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Onderwijsrecht / Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
1.
Een vaarbevoegdheidsbewijs wordt afgegeven indien de aanvrager aantoont ten minste te voldoen aan de ingevolge dit besluit vereiste kennis en ervaring, mits het kennisbewijs ten hoogste vier jaar voor het indienen van de aanvraag is afgegeven.
2.
Een vaarbevoegdheidsbewijs of een aanvulling daarop kan worden vernieuwd indien de houder heeft dienstgedaan in een naar het oordeel van Onze Minister relevante functie waarvoor een vaarbevoegdheid is vereist en die door de houder op grond van de aan hem toegekende vaarbevoegdheden mocht worden vervuld of in een andere, bij regeling van Onze Minister vastgestelde, daarmee vergelijkbare functie, gedurende ten minste:
- a.
12 maanden in de periode van 5 jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag tot vernieuwing; of
- b.
3 maanden in de periode van 6 maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag tot vernieuwing.
3.
Een vaarbevoegdheidsbewijs of een aanvulling daarop dat niet op grond van het tweede lid kan worden vernieuwd wordt op verzoek vernieuwd indien de houder voorafgaand aan de aanvraag:
- a.
gedurende ten minste 3 maanden in de periode van 6 maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag tot vernieuwing in een naar het oordeel van Onze Minister relevante functie boven de sterkte heeft dienstgedaan voor zover de geldigheid van het te vernieuwen vaarbewijs niet langer dan 5 jaar is verstreken;
- b.
gedurende ten minste 3 maanden in de periode van 6 maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag tot vernieuwing in een naar het oordeel van Onze Minister relevante maar lagere functie heeft dienstgedaan dan waarvoor zijn ongeldig geworden vaarbevoegdheidsbewijs gold voor zover de geldigheid van het te vernieuwen vaarbewijs niet langer dan 5 jaar is verstreken, of
- c.
een opleiding heeft gevolgd als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de wet en deze met succes heeft afgesloten.
4.
Onze Minister geeft op verzoek een vaarbevoegdheidsbewijs af met een geldigheidsduur van ten hoogste 12 maanden voor de vervulling van een functie als bedoeld in het derde lid, onderdelen a en b.
5.
Een vaarbevoegdheidsbewijs dat verloren is gegaan kan worden vervangen door een duplicaat vaarbevoegdheidsbewijs, waarvan de einddatum overeenkomt met de einddatum op het originele document.
6.
Indien de aanvrager van een duplicaat aanspraak kan maken op vernieuwing van het vaarbevoegdheidsbewijs, wordt hem desgevraagd met inachtneming van het tweede lid een vaarbevoegdheidsbewijs afgegeven.
7.
Voor de afgifte van vaarbevoegdheidsbewijzen voor het dienstdoen op zeilschepen van minder dan 500 GT zijn, voor zover dat bij regeling van Onze Minister is bepaald, in plaats van de in het eerste tot en met zevende lid vermelde eisen de in die regeling vermelde eisen van toepassing.