Rb. Zeeland-West-Brabant, 01-07-2014, nr. 13/84 t/m 13/94 en 13/95 t/m 13/105
ECLI:NL:RBZWB:2014:5503
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
01-07-2014
- Zaaknummer
13/84 t/m 13/94 en 13/95 t/m 13/105
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2014:5503, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01‑07‑2014; (Proces-verbaal)
- Vindplaatsen
Uitspraak 01‑07‑2014
Inhoudsindicatie
Getuigenverhoren inzake Project Derde Categorie.
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht, rechter-commissaris
Procedurenummers: AWB 13/95 tot en met 13/105 en 13/84 tot en met 13/94
Proces-verbaal van de zitting van 1 juli 2014 te Breda in de gedingen tussen
de belanghebbenden in de zaken met bovenvermelde procedurenummers,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
Zitting hebben:
mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter-commissaris, mr. M. Jansen, P. van der Hoeven en R.A.P. Timmermans, griffiers.
Aanwezig:
- de gemachtigde van belanghebbenden: [gemachtigde A].
- [gemachtigde B].
- namens de inspecteur: [gemachtigde C], [gemachtigde D], [gemachtigde E], [gemachtigde F], tot bijstand vergezeld van de landsadvocaat, [landsadvocaat] en [gemachtigde G].
Alle in dit proces-verbaal opgenomen verklaringen zijn zakelijk weergegeven.
De vragen die de gemachtigde en de landsadvocaat willen stellen aan de getuigen worden overgelegd aan de griffiers. De rechter-commissaris gaat over tot het, achtereenvolgens, horen van de getuigen, [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5].
Na elk getuigenverhoor volgt een korte schorsing om het proces-verbaal van getuigenverhoor gereed voor ondertekening te maken. Telkens na de schorsing leest de griffier het proces-verbaal voor, waarna de getuige de verklaring ondertekent en een kopie van de verklaring aan de getuige wordt uitgereikt.
[gemachtigde B] verlaat de zaal na het getuigenverhoor van [getuige 4].
Na afloop van de getuigenverhoren deelt de rechter-commissaris aan partijen mee dat zo spoedig mogelijk het proces-verbaal van de zitting, inclusief afschriften van de ondertekende getuigenverklaringen, aan partijen zal worden toegezonden en dat de rechtbank zal zorgdragen voor publicatie van de getuigenverhoren.
De gemachtigde wordt in de gelegenheid gesteld om vóór 1 september 2014 te reageren op de uitkomsten van de getuigenverhoren. Na binnenkomst van de reactie van de gemachtigde zal de inspecteur in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op het stuk van de gemachtigde en de getuigenverhoren, zo mogelijk voor 30 september 2014.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffiers, De rechter-commissaris,
mr. M. Jansen mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren
P. van der Hoeven
R.A.P. Timmermans
Afschriften zijn per post verzonden op:
Getuigenverhoor
Procedurenummer: AWB 13/84 e.v. en 13/95 e.v. , getuige [getuige 1]
De getuige heeft de navolgende verklaring afgelegd:
Naam: [getuige 1]
Voornamen: [getuige 1]
Leeftijd: 55 jaar
Beroep: Ambtenaar Belastingdienst
Woonplaats: [Plaats]
De getuige verklaart dat hij geen familie van partijen is en in dienst is van de belastingdienst.
De getuige verklaart onder ede dat hij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen.
In antwoord op vragen van de gemachtigde:
Mijn functie is opsporingsambtenaar bij de FIOD
Ik heb contact gehad met collega’s omdat ik daarmee samenwerk. O.a. met [getuige 2], maar niet specifiek over dit project. Ik heb ook een gesprek gehad met [gemachtigde D] en [landsadvocaat] over dit getuigenverhoor. Mij is niet verteld welke antwoorden ik moet geven.
Ik ben in januari 2009 betrokken geraakt bij project derde categorie. Ik ben gebeld door collega [H] van de belastingdienst dat er iemand was die mogelijk informatie had. Ik heb daar toen contact mee opgenomen.
[H] heeft niet aangegeven wat voor informatie die persoon had.
In januari 2009 heb ik telefonisch contact met die persoon opgenomen.
Ik heb een afspraak gemaakt en ben bij die persoon in zijn woning geweest op 13 januari 2009. Hij deelde toen mede dat hij informatie had die hij met de belastingdienst wilde delen onder garantie van anonimiteit. Omdat ik niet bevoegd ben anonimiteit te garanderen is het gesprek gestopt en heb ik contact opgenomen met de CIE van de FIOD.
Op 13 januari heb ik geen documenten ingezien. Ik heb voor het bezoek wel overleg gehad binnen mijn afdeling maar niet diepgaand. Ik ben vergezeld door [I]. Ik herinner mij niet dat de persoon toen verteld heeft wat hij voor informatie heeft. Er is geen gespreksverslag gemaakt. Het gesprek heeft ongeveer 20 minuten geduurd. Ik heb vervolgens gebeld met [J] van de CIE. Ik weet niet wat daarna is gebeurd. Ik heb daarna geen contact meer gehad met de persoon, tot veel later, 1 oktober 2009. Ik verwijs naar de processen-verbaal.
Het gesprek in oktober heb ik gevoerd samen met [getuige 2]. Ik had toen nog geen documenten gehad. [getuige 2] wel. Er is een ambtsedige verklaring gemaakt van de stukken die door de persoon zijn overhandigd. Die verklaring heb ik gemaakt op verzoek van [getuige 2].
Toen ik op 13 januari 2009 naar de woning ging, kende ik de naam van de persoon waar ik naartoe ging. Ik kan mij de naam niet herinneren en zou die ook niet willen zeggen. Tijdens het gesprek is niet inhoudelijk gesproken over wat voor informatie de persoon beschikte.
De CIE is de enige instantie die voor anonimiteit kan zorgen, daarvoor is niet noodzakelijk dat sprake is van een misdrijf. Ik heb verder geen overleg gehad met de CIE in het kader van dit project.
Ik kan mij niet herinneren dat in het gesprek aan de orde is geweest dat het om bankinformatie ging.
Ik kan mij wel herinneren of de persoon een man of een vrouw was.
Ik vermoed dat [getuige 2] de afspraak van 1 oktober 2009 heeft gemaakt.
Ik vermoed dat ik mij heb gerealiseerd dat de documenten mogelijk afkomstig waren van een misdrijf. Ik ben ervan uitgegaan dat de documenten bruikbaar waren voor opsporingsdoeleinden als de overheid niet bij enig strafbaar feit betrokken is geweest.
Ik weet niet of aan de persoon is gevraagd hoe hij aan de documenten kwam.
Na 1 oktober 2009 heb ik de stukken wel bekeken, pas later heb ik ze op betrouwbaarheid beoordeeld, samen met [getuige 2] en [getuige 3]. Ik ben ook betrokken geweest bij de identificatie.
Ik weet niet hoeveel twijfelgevallen er waren bij de identificatie.
Uit mijn ervaring met het Bank Zonder Naam project weet ik dat van een twijfelgeval sprake is bij een naam die veelvuldig voorkomt, zoals bijvoorbeeld J. Jansen.
We hebben identificatie gedaan op basis van interne fiscale gegevens en openbare gegevens (telefoonboek).
Ik weet niet of bij dit project ook is geïdentificeerd op basis van geboortedata.
Bijlage A1 bij het verweerschrift bevat de stukken die wij van de persoon hebben gekregen.
De ambtsedige verklaringen van de gesprekken bevinden zich bij de stukken (bijlage B4 en B6) bij het verweerschrift.
[landsadvocaat] legt bijlage B1 t/m B6 over.
De getuige vervolgt op vragen van de gemachtigde:
Er hebben 2 gesprekken plaats gevonden op 1 oktober 2009. Er zijn meer gesprekken geweest dan die op 1 oktober. Ik weet niet hoeveel. Ik herinner mij een tweede gesprek ongeveer een week na 1 oktober 2009. Daarvan is een gespreksverslag gemaakt. Ook dat gesprek ging over de informatie die werd verstrekt.
Mij is gevraagd een deel van de gevallen te identificeren vanwege mijn ervaring met eerdere projecten waarbij ook gebruik is gemaakt van open bronnen.
In één geval heeft de identificatie een toegevoegde waarde gehad. Ik noem geen namen.
In een ander project betrof dat bijvoorbeeld een geval van een weduwe die bij ons geregistreerd stond onder haar meisjesnaam maar waarvan de vermogensbestanddelen op naam stonden van haar overleden man.
In dit project betrof het de koppeling tussen een zoon en een vermogensbestanddeel dat hem vanuit Engeland door zijn vader was nagelaten.
Ik ben niet betrokken geweest bij de identificatie van de cliënt van [gemachtigde B].
Ik heb geen telefoongesprekken gevoerd met de persoon.
Ik weet niet of er contact is geweest met de CIE officier van justitie.
Ik ben niet betrokken geweest bij de analyse van de informatie.
Mijn betrokkenheid bij dit project is gestopt in januari 2010.
Op bijlage B6, pagina 3 onderaan, staat achter “naam” hoe de naam werd geregistreerd bij de bank. De juistheid daarvan is bij mijn weten niet door de FIOD geverifieerd.
In antwoord op vragen van [landsadvocaat]:
(De cijfers corresponderen met de overgelegde vragenlijst)
3.Nee
5.
Ja
6.
Nee
7.
Nee
8.
Dat is mij niet bekend.
13.
Nee
14.
Nee, maar ik kan het ook niet uitsluiten
[H] naar wie ik verwees heet [H].
Voor zover ik weet is [I] niet bij dit project betrokken geweest. Datzelfde geldt voor [J].
Bijlage B3 is het proces-verbaal dat ik heb opgemaakt.
Voorgelezen, volhard en ondertekend, Breda, 1 juli 2014
([getuige 1])
Getuigenverhoor
Procedurenummer: AWB 13/84 e.v. en 13/95 e.v. , getuige [getuige 2]
De getuige heeft de navolgende verklaring afgelegd:
Naam: [getuige 2]
Voornamen: [getuige 2]
Leeftijd: 52 jaar
Beroep: Ambtenaar Belastingdienst
Woonplaats: [Plaats]
De getuige verklaart dat hij geen familie van partijen is en dat hij in dienst is van de Belastingdienst.
De getuige belooft de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen.
De getuige verklaart:
In antwoord op vragen van de gemachtigde:
(De nummers corresponderen met de nummering van de vragenlijst)
1.
Medewerker account/opsporingsinformatie bij Belastingdienst FIOD.
2.
Ik heb één gesprek gehad met [gemachtigde D] en [landsadvocaat] over de gang van zaken.
Er is niet inhoudelijk op de te verwachten vragen ingegaan.
3.
Voorjaar 2009, ongeveer april.
5.
Ik was alleen betrokken bij de initiële beoordeling van de informatie van de tipgever. Ik heb toen alle stukken gezien.
6.
Ik heb nog contact met de tipgever. Hij is niet ondergebracht bij de CIE. De anonimiteit is gebaseerd op de civielrechtelijke overeenkomst en de AWR voor wat betreft de belastingdienst zelf. Anonimiteit was één van de voorwaarden voor het sluiten van de overeenkomst. De directeur-generaal belastingdienst heeft het besluit genomen de overeenkomst met de tipgever te sluiten.
7.
Ik rapporteerde schriftelijk aan de DG belastingdienst en aan het MT van de FIOD.
8.
Ja. De naam [H] zegt mij niets. De tipgever is door de CIE aan mij overgedragen zonder additionele informatie, tijdens een persoonlijk gesprek.
9.
Ik weet niet met wie de tipgever contact heeft gehad bij de CIE.
11.
Weet ik niet.
13.
Ja, met de DG.
14.
Dat heb ik op eigen initiatief gedaan.
15.
Nee. Daar zijn geen richtlijnen voor en ik vond het niet nodig.
16.
Op 30 maart was de CIE aanwezig, plus iemand van het DG belastingdienst ([collega]) De CIE is snel vertrokken. Ik weet niet meer wie er op 19 mei 2009 bij waren.
17.
De informatie die op 30 maart 2009 is gegeven was zeer beperkt: één deel van een Excelsheet met een mondelinge toelichting. De tipgever heeft toen gezegd over welke bank het ging. De informatie was niet uitsluitend van één financiële instelling, het betrof 3 instellingen. Ik wil niet zeggen welke instellingen buiten de Rabobank. Ik beroep mij op mijn geheimhoudingsplicht. Ik beroep mij ook op mijn geheimhoudingsplicht voor hetgeen besproken is met uitzondering van hetgeen staat in de processen-verbaal. Ik heb mij er niet van vergewist of de stukken al dan niet van misdrijf afkomstig zijn. Dat was voor mij geen issue. De tipgever heeft wel meegedeeld hoe hij aan de stukken is gekomen. Ik durf er geen oordeel over te geven of ze van misdrijf afkomstig zouden kunnen zijn. Ik wil niet speculeren.
21.
De fiscale informatie die de tipgever op 30 maart 2009 heeft verstrekt heb ik beoordeeld aan de hand van fiscale dossiers. Beoordeeld is: of we de persoon kennen en of de aangegeven vermogensbestanddelen overeenstemmen met de informatie. Dat was toen nog onvoldoende voor
een oordeel of de informatie betrouwbaar was. Op 19 mei 2009 is meer informatie verstrekt. Uiteindelijk heb ik alle stukken van de tipgever gekregen zoals hij ze in zijn bezit had. Sommige stukken waren origineel. Van andere weet ik het niet.
23.
Het ging over meer personen. Het waren meerdere soorten documenten uit meerdere bronnen. Ik concludeerde dat de tipgever over informatie beschikte die in onderlinge samenhang van de stukken iets zei over de authenticiteit van ieder stuk. Ik kwam bij de initiële stukken personen tegen die voor dit exacte rekeningnummer waren ingekeerd. De overgelegde overzichten en het intern memo van de Rabobank waren originele prints of kopieën met ouderdomskenmerken.
Bijlage D09 is een print of kopie uit die tijd.
24.
Nee. De bevindingen zijn neergelegd in de memo’s die bij de stukken zitten.
25.
Nee. Als 24. Die gesprekken heb ik alleen gevoerd met de tipgever. Ook daarna zijn er gesprekken geweest voor het sluiten van de overeenkomst.
26.
Dat hoorde bij de overdracht van de tipgever. Ik heb de initiële beoordeling van de informatie zelf gedaan, om de kring zo klein mogelijk te houden.
27.
Ik heb beide analyses gemaakt. Voor de bewijskracht heb ik gekeken naar informatie van belastingplichten (inkeerders), de originaliteit van de stukken en de context van het geheel. Mijn betrokkenheid bleef beperkt tot een advies over het al dan niet sluiten van een overeenkomst met de tipgever. Ik ben niet betrokken geweest bij de uiteindelijke identificatie en aanschrijvingen in het kader van het project. Ik heb niets aangetroffen wat fout was. Ik ben niet op de hoogte van het bestaan van twijfelgevallen. De inhoudelijke analyse betreft de vraag of dit bezit past in het vermogen van de betrokkenen zoals de belastingdienst ze kent. In het memo van 2 juli 2009 is verwoord wanneer ik tot de conclusie kwam dat de informatie bruikbaar was.
29.
Ik heb alle gegevens gecontroleerd met BVR en ABS. Ik heb ook oude aangiftes opgevraagd, na 2 juli 2009. Mijn conclusie was dat de persoonsgegevens voor Nederlands belastingplichtigen voldoende klopten. Er waren meer dan 76 posten. Op de lijst stonden ongeveer 300 namen, waaronder rechtspersonen en natuurlijke personen die voor de Nederlandse belastingheffing niet relevant waren. Ik ben volgens mij geen geboortedata tegengekomen. Ik heb geen contact opgenomen met de bank. Ik weet niet of er contact met de bank is geweest.
35.
Ik heb gerapporteerd aan de DG. Dat zit bij de stukken (bijlage B1). Buiten de initiële beoordeling over de bruikbaarheid van de stukken heb ik geen bemoeienis gehad met de identificatie, ik heb wel de dossiers overgedragen aan de projectorganisatie. Ik heb het project overgedragen nadat de overeenkomst met de tipgever was gesloten, ongeveer in september/oktober 2009.
In antwoord op vragen van [landsadvocaat]:
(De nummers corresponderen met de nummering van de vragenlijst)
3.
Nee.
Met de tipgever was afgesproken dat de informatie niet operationeel zou worden gebruikt, als de overeenkomst niet tot stand zou komen. Dat was een gentleman ’s agreement. De informatie kwam in stukjes. Ik had de indruk dat dat gebeurde omdat er de tipgever een vertrouwensrelatie moest krijgen met de Belastingdienst, omdat hij al informatie achterliet. Ik wist dat er meer was omdat de tipgever dat had verteld. Ik heb geen aanwijzing dat de tipgever iets heeft achtergehouden.
5.
Ja. Hij had een dossier bij zich bij het eerste gesprek. Uiteindelijk is er meer bij gekomen.
6.
Nee.
7.
Hij heeft uitsluitend gezocht in de stukken waarover hij al beschikte, voor zover ik weet.
8.
Het is mij niet bekend dat de DG contact heeft gehad met de tipgever in het kader van dit project. Ik heb de overeenkomst door de tipgever en de DG afzonderlijk laten ondertekenen.
Ik ben de contactpersoon zoals bedoeld in de overeenkomst.
Het staat mij bij dat de tipgever is gewezen op eventuele strafrechtelijke risico’s zoals in de considerans van de overeenkomst staat. De overeenkomst is artikelsgewijs met de tipgever doorgenomen. Daarom weet ik dat ook dit punt is besproken.
Bijlage B4 en B6 herken ik als stukken bij het opstellen waarvan ik betrokken ben geweest.
13.
Ik heb daar geen enkele aanwijzing voor.
14.
Nee.
In antwoord op vragen van de gemachtigde:
Strafrechtelijke risico’s zijn besproken als onderdeel van de bespreking van de overeenkomst. De landsadvocaat was daarbij betrokken. Er is een gesprek geweest met [landsadvocaat] als landsadvocaat. Ik weet niet of er aangifte is gedaan tegen de tipgever.
Voorgelezen, volhard en ondertekend, Breda, 1 juli 2014
([getuige 2])
Getuigenverhoor
Procedurenummer: AWB 13/84 e.v. en 13/95 e.v. , getuige [getuige 3]
De getuige heeft de navolgende verklaring afgelegd:
Naam: [getuige 3]
Voornamen: [getuige 3]
Leeftijd: 56
Beroep: Ambtenaar Belastingdienst
Woonplaats: [Plaats]
De getuige verklaart dat hij geen familie van partijen is en dat hij in dienst is bij de belastingdienst.
De getuige verklaart te beloven dat hij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen.
De getuige verklaart:
In antwoord op vragen van de gemachtigde:
(de nummers corresponderen met de nummering van de vragenlijst)
2.
Ik heb een gesprek gehad met [landsadvocaat] en [gemachtigde D].
3.
Ongeveer augustus / september 2009. Ik vermoed na het sluiten van de overeenkomst met de tipgever. Ik heb mij niet met de tipgever bemoeit. Ik ben bij het project betrokken vanaf het moment dat werd beslist de informatie projectmatig aan te pakken.
4.
Ik ben gevraagd door [I] om aan het project deel te nemen als projectleider.
5.
Ik heb mij bezig gehouden met de identificatie van de namen op de informatie. Daarnaast heb ik mij bezig gehouden met de kick-off en de uitrol van het project naar de behandeld belastingambtenaren en daarna met de coördinatie.
Ik heb inzage gehad in, voor zover ik weet, alles wat de tipgever heeft verstrekt.
Ik heb een memo gelezen van [getuige 2]. [getuige 2] was begonnen met de identificatie om de betrouwbaarheid van de informatie te beoordelen. Ik heb daarover met hem gesproken.
Ik weet dat hij ook gekeken heeft naar het systeem BVR.
Ik heb een tweede identificatie gedaan omdat ik zeker wilde weten dat het klopte en om fouten zoveel mogelijk uit te sluiten. De tweede identificatie bleek achteraf niet noodzakelijk maar werd wel noodzakelijk gevonden. Ik weet niet wat ik meer heb gedaan dan [getuige 2]. Ik vertrouwde de werkzaamheden van [getuige 2] wel maar zekerheid voor alles. Ik had evenveel hits als [getuige 2].
U leest mij voor uit een verweerschrift dat na de identificatie twijfelgevallen niet zijn uitgezet. Ik weet niet hoeveel twijfelgevallen er waren.
Er waren ongeveer 250 namen, meen ik. Dat heeft geleid tot 76 zaken. De overige waren grotendeels rechtspersonen of personen in het buitenland. Op de belangrijkste lijst van de tipgever stonden geen geboortedata. Van een klein aantal personen stonden geboortedata op andere stukken. Van de cliënt van [gemachtigde B] was geen geboortedatum vermeld. Van een twijfelgeval was in mijn visie sprake als de gegevens niet tot een unieke identificatie konden leiden. Ik heb ongetwijfeld gezien dat de cliënt van [gemachtigde B] dezelfde naam en voorletters had als zijn zoon en kleinzoon die op hetzelfde adres ingeschreven hebben gestaan. Ik meen dat er ook een telefoonnummer bij stond dat leidde tot een bepaald persoon. Ik weet niet waarom deze persoon als hit en niet als twijfelgeval is aangemerkt. Ik weet wel zeker dat er geen twijfel over de identificatie was.
Ik heb geen contact op genomen met de bank in Luxemburg. Ik weet niet hoe de identificatie door de Rabobank geschiedde.
De kick-off van het project was op 9 oktober 2009. Toen zijn de posten uitgezet naar de regio’s en daarna naar de individuele behandelaars.
De termijnen die in het plan van aanpak zijn genoemd zijn niet allemaal gehaald. De termijnen voor het opleggen van de aanslagen zijn wel gehaald voor zover ik weet. Ik weet niet waarom in individuele gevallen de aanslagen op bepaalde data zijn opgelegd. Ik weet niet of er aanslagen zijn vernietigd omdat zij niet voortvarend zijn opgelegd. De vraag of dat moest gebeuren is niet aan mij gesteld.
U toont mij een brief van 4 februari 2010 van mijn hand. Met de woorden “ik hoop” in de slotzin bedoel ik niet dat ik twijfel aan de identificatie. Ik weet niet exact waarom ik het woord “familie” in die zin heb toegevoegd. Normaliter zouden wij ook gecontroleerd moeten hebben wie er in 1996 nog meer op dit adres waren ingeschreven.
Het plan van aanpak (B7) was nog niet gereed toen ik als projectleider was aangesteld. Het plan van aanpak heb ik geschreven voor de Landelijke Toezichtsorganisatie. Het is niet naar de regiotrekkers gestuurd.
In antwoord op vragen van [landsadvocaat]
U toont mij bijlage A1. Dat is de informatie van de tipgever die ik heb gezien in augustus / september 2009. U toont mij bijlage B1 dat is het memo van [getuige 2] wat ik heb gezien.
(de nummers corresponderen met de nummering van de vragenlijst)
3.
Nee
8.
Dat is mij niet bekend.
13.
Nee.
14.
Nee.
Ik denk niet dat ik met de toevoeging “familie” in de brief van 4 februari 2010 de zoon van [de heer X] heb bedoeld. Ik vermoed dat ik de brief van 4 februari 2010 heb geschreven op verzoek van [Y] als aanslagregelaar. Blijkbaar beschikte hij toen nog niet over die informatie.
Voor zover ik weet is er vanuit de belastingdienst geen contact opgenomen met de bank.
Het was niet mijn taak om de voortvarendheid bij het opleggen van aanslagen te beoordelen.
In antwoord op vragen van de gemachtigde:
Tot mijn taak als projectleider behoorde wel om de aanslagregelaars te attenderen op het belang van voortvarendheid. Ik weet niet of er een notitie is geschreven over het boetebeleid in het Rabobank project.
Voorgelezen, volhard en ondertekend, Breda, 1 juli 2014
[getuige 3]
Getuigenverhoor
Procedurenummer: AWB 13/84 e.v. en 13/95 e.v. , getuige [getuige 4]
De getuige heeft de navolgende verklaring afgelegd:
Naam: [getuige 4]
Voornamen: [getuige 4]
Leeftijd: 47
Beroep: Ambtenaar Belastingdienst
Woonplaats: [Plaats]
De getuige verklaart dat hij geen familie van partijen is en dat hij in dienst is bij de belastingdienst.
De getuige verklaart onder ede dat hij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen.
In antwoord op vragen van de gemachtigde verklaart getuige:
Ik werk op kantoor Amersfoort. Ik ken [H]. Ik ben gebeld door de tipgever. Hij heeft mij meegedeeld dat er wellicht interessante informatie was, of woorden van die strekking. Ik heb gezegd dat ik hier niets mee kon en heb hem doorverwezen. Ik heb hem doorverwezen naar [getuige 1] of [I], dat weet ik niet meer. Zij waren toen het landelijk aanspreekpunt voor de werkstroom buitenlands vermogen. Voor zover ik weet had [H] hierin geen rol. Ik weet niet meer of ikzelf met [getuige 1] heb gesproken. Ik weet niet hoe het verder is gegaan met de tipgever. Ik heb niet gevraagd aan de tipgever wat voor informatie hij had. Ik weet niet meer exact of ik aan [getuige 1] een telefoonnummer heb doorgegeven. Ik heb niet naar de naam van de tipgever gevraagd, hij heeft zijn naam genoemd toen hij belde, neem ik aan.
Ik werkte bij de werkstroom buitenlands vermogen. Ik weet niet hoe het telefoontje bij mij terecht kwam. Ik werkte in de regio Utrecht / ’t Gooi. Ik heb geen contact gehad met [H] over het telefoontje van de tipgever. Ik ken [getuige 1] als collega en landelijk aanspreekpunt. Ik ben niet vaker door tipgevers gebeld. Ik ben nooit betrokken geweest bij het verhoor van een tipgever.
Voorgelezen, volhard en ondertekend, Breda, 1 juli 2014
([getuige 4])
Getuigenverhoor
Procedurenummer: AWB 13/84 e.v. en 13/95 e.v. , getuige [getuige 5]
De getuige heeft de navolgende verklaring afgelegd:
Naam: [getuige 5]
Voornamen: [getuige 5]
Leeftijd: 63
Beroep: Ambtenaar Belastingdienst
Woonplaats: [Plaats]
De getuige verklaart dat hij geen familie van partijen is en dat hij in dienst is van de belastingdienst.
De getuige verklaart onder ede dat hij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen.
In antwoord op vragen van de gemachtigde verklaart getuige:
(de nummers corresponderen met de vragenlijst)
2.
Nee.
3.
Vanaf de start maar ik weet niet exact wanneer dat was.
5.
Ik doe onderzoek naar belastingplichtigen die in het buitenland een bankrekening hebben. Ik benader de belastingplichtigen en ga meestal daarna met ze in gesprek. Ik ben niet de enige die dat doet. Normaal werk ik in de regio Brabant-Oost.
Ik heb een lijst gekregen met namen, adressen, woonplaats van belastingplichtigen met bankrekeningnummers, de naam van de bank en saldi. Het waren meer documenten. Wij controleerden altijd in BVR of de combinatie naam en adres klopt.
De meeste gesprekken met belastingplichtigen verlopen zakelijk maar aangenaam. Ik heb eerst iedereen een brief geschreven. Daarna neem ik altijd telefonisch contact op. Ik berekende de aanslagen, de administratie legde de aanslagen op.
In de onderhavige zaken heb ik de aanslagen berekend en op laten leggen. Dat geldt ook voor de eerste tranche. Ik weet niet waarom de aanslagen op verschillende data zijn opgelegd. Met [K] heb ik een gesprek gehad op kantoor. Hij zou nog nadere informatie aanleveren. Van dat gesprek is geen verslag gemaakt.
Met [L] had ik een afspraak maar die is afgebeld door [gemachtigde A].
U toont mij de aanslagen van [L] IB 1997, VB 1998 en IB 2004. Dit waren penaanslagen. Als verjaring dreigde gebeurde dat altijd als de aanslagen niet via het normale systeem opgelegd konden worden. Penaanslagen worden meestal door een deurwaarder afgegeven. Ik weet niet of dat in dit geval is gebeurd. [L] heeft wel meegedeeld dat hij buitenlandse rekeningen had maar ik weet niet meer of daar de Rabobank bij stond. Wanneer geen informatie over buitenlandse bankrekeningen wordt verstrekt, moeten we zo zorgvuldig mogelijk handelen en we wachten zo lang mogelijk met het opleggen tot we zekere weten dat de informatie niet komt. Als de informatie komt op 28 december, wordt de aanslag opgelegd op basis van die gegevens. Ik heb bij [L] zolang gewacht omdat ik een afspraak had die is afgebeld; [gemachtigde A] zou nader contact met mij opnemen. Dat is niet gebeurd.
Er was in die tijd geen sprake van enig kort geding, noch in de zaak [K] noch in die van [L].
Ik heb geen bemoeienis gehad met de tipgever.
In die tijd speelde het begrip voortvarendheid nog geen rol, dat kwam pas na het arrest van de Hoge Raad.
In antwoord op vragen van [landsadvocaat] verklaart getuige:
In deze zaken komt de informatie niet af. Ik ben er van overtuigd dat de identificatie juist is.
Voorgelezen, volhard en ondertekend, Breda, 1 juli 2014
[getuige 5]
Vragenlijst getuigenverhoor 1 juli 2014
Contact tipgever en verstrekking informatie
1
Hoe en wanneer bent u op de hoogte geraakt van het feit dat een tipgever zich had
gemeld bij de Belastingdienst?
2
Wat weet u over de wijze waarop het eerste contact tussen de Staat/de
Belastingdienst en de tipgever verliep?
3
Beschikt u over enige aanwijzing dat het initiatief voor het contact met de tipgever is
uitgegaan van de Belastingdienst/de Staat?
4
Op hoeveel momenten is informatie verstrekt door de tipgever?
5
Had de tipgever de door hem uiteindelijk verstrekte informatie al in zijn bezit op het
moment dat hij voor het eerst contact opnam met de Belastingdienst?
6
Beschikt u over enige aanwijzing dat de tipgever na het eerste contact met de
Belastingdienst nog toegang had tot informatie zoals de informatie die hij uiteindelijk
heeft verstrekt of dat hij op zoek is gegaan naar meer informatie?
7
Beschikt u over enige aanwijzing dat de tipgever, nadat hem duidelijk was geworden
dat hij méér geld zou ontvangen als hij méér nuttig materiaal zou aanleveren, op zoek
is gegaan naar nieuwe/andere gegevens?
8
Is het u bekend of de directeur-generaal Belastingdienst zelf contact heeft gehad met
de tipgever?
De verstrekte informatie
9
Weet u welke informatie door de tipgever is verstrekt?
10
Weet u of en hoe de betrouwbaarheid van de informatie is onderzocht?
11
Bent u bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid betrokken geweest?
12
Wat kunt u zeggen over de betrouwbaarheid van de informatie die de tipgever heeft
verstrekt?
13
Beschikt u over enige aanwijzing dat er onjuiste of verzonnen informatie is verstrekt?
14
Beschikt u over enige aanwijzing dat de tipgever niet-rekeninghouders heeft
toegevoegd?
Het identificatieproces
15
Over hoeveel rekeninghouders heeft de tipgever informatie verstrekt?
16
Zijn alle gevallen behandeld? Zo nee, waarom niet?
17
Weet u hoe de identificatie van rekeninghouders heeft plaatsgevonden?
1.
Wat is uw functie?
2.
Heeft u voorafgaande aan dit verhoor overleg gevoerd of contact gehad met anderen die
bij dit project zijn betrokken?
3.
Vanaf wanneer bent u betrokken bij dit project?
4.
Wie heeft u benaderd en aangesteld als projectleider van dit project?
5.
Wat waren uw werkzaamheden in dit project?
6.
Wat zijn thans uw werkzaamheden in dit project?
7.
Aan wie moest u rapporteren over de voortgang van het project?
8.
Volgens het memo heeft de tipgever zich gemeld bij de FIOD. Klopt dit?
9.
Weet u wanneer dit was en bij wie de tipgever zich heeft gemeld bij de FIOD?
10.
Weet u hoe het contact met tipgever tot stand is gekomen?
11.
Heeft de tipgever dit schriftelijk of mondeling gedaan?
12.
Kunt u aangegeven, vanaf het moment dat de tipgever zich melde tot de eerste afspraak
op 30 maart 2009, of er overleg is geweest met andere ambtenaren buiten de FIOD om?
13.
Is er na het eerste contact met de tipgever contact geweest met het Ministerie of met de
DC?
14.
Wie heeft de toestemming geven om met de tipgever een afspraak te maken op 30 maart
2009?
15.
Is van deze ontmoeting een gesprekverslag of -notie gemaakt?
16.
In het memo geeft u aan dat in wisselende samenstellingen op 30 maart en 19 mei 2009
gesprekken zijn gevoerd met de tipgever. Kunt u aangegeven wie dit waren?
17.
Kunt u aangeven hoeveel persoonsgegevens door de tipgever op 30 maart 2009 zijn
verstrekt?
18.
Hebt u bij het in ontvangst nemen van de documenten gedacht dat de tipgever een
strafbaar feit heeft begaan door schending van het bedrijfsgeheimex art. 272 Wetboek
van Strafrecht en heb u hem daarop gewezen?
19.
Ondanks dat er sprake is van de schending van het bedrijfsgeheim heeft u de
documenten in ontvangst genomen. Is hiervoor overleg geweest met anderen bij het OM
en / of met de Iandsadvocaat?
20.
Wat is er met deze gegevens gedaan?
21.
Wat was uw conclusie over de door de tipgever verstrekte persoonsgegevens?
(Voor SB: Betrouwbaar; wij kunnen nu verder met de gegevens.)
22.
Waarom is na 30 maart 2009 een tweede gesprek geweest en is de tipgever verzocht de
informatieverstrekking uit te breiden?
23.
De uitbreiding van de informatieverstrekking had volgens het memo een toegevoegde
waarde. Kunt u aangeven welke toegevoegde waarde dit is geweest?
24.
Is van het gesprek van 1 9 mei 2009 een gespreksverslag of -notie gemaakt?
25.
Op 8 en 10 juni 2009 hebben gesprekken plaatsgevonden met de tipgever. Zijn hiervan
gespreksverslagen of -noties gemaakt?
26.
Wanneer heeft het team Handhaving van DC Belastingdienst en MT FIOD u gevraagd te
beoordelen wat de fiscale relevantie is van de door de tipgever aangeboden informatie?
27.
Volgens het memo hebben er twee analyses plaatsgevonden. Eén inhoudelijke en één van
bewijs kracht. Welke analyse hebt u gemaakt en wie heeft de andere analyse gemaakt?
28.
Hoe hebt u het onderzoek uitgevoerd?
29.
Volgens het memo heeft u, na het leveren van de persoonsgegevens door de tipgever op
8
en 10 juni 2009, de gegevens vergeleken met de informatie uit BVR en ABS.
30.
Kunt aangegeven op welke moment dit heeft plaatsgevonden?
31.
Wanneer heeft u dit onderzoek, inclusief de archiefaanvraag en het archiefonderzoek,
afgerond?
32.
Is dat kort na het verstrekken van de persoonsgegevens door de tipgever geweest?
33.
Is van dit onderzoek een verslag gemaakt?
34.
Wat heeft dit onderzoek u opgeleverd?
35.
Aan wie hebt u dat gerapporteerd en wanneer?
36.
Wat is er daarna met uw advies gebeurd?
37.
Volgens het draaiboek (vide pagina 7) zou de analyse en identificatie kunnen geschieden
vanaf het moment dat de gegevens bij de Belastingdienst bekend zijn en wel vanaf 22
september 2009. Dit proces — dus de analyse en identificatie — zou volgens het draaiboek
voor het overgrote deel van de gegevens in de periode tot de geplande uitrol tot en met
7 oktober 2009 afgerond moeten kunnen worden. Kunt u daarom aangeven welke
werkzaamheden tussen 10 juni 2009 en 22 september 2009 precies zijn uitgevoerd?
38.
Op grond van welke concrete gegevens is vastgesteld dat de wijze waarop de tipgever de
informatie had verkregen niet zodanig was dat het gebruik van deze informatie voor het
bewijs zou moeten worden uitgesloten?
39.
Wie heeft dat vastgesteld, wanneer is dat vastgesteld en is daarvan een nota opgesteld?
40.
Volgens het draaiboek zijn er in oktober 2009 nog gesprekken met de tipgever gevoerd
waarin deze op diverse onderwerpen zou zijn ingegaan en zouden van deze gesprekken
ambtsedige verklaringen zijn opgemaakt. Over welke onderwerpen is er in deze
gesprekken met de tipgever gesproken? Waar zijn deze ambtsedige verklaringen en
worden deze nog overgelegd?
41 .
Zijn er naast besprekingen ook nog telefonische gesprekken met de tipgever gevoerd?
42.
Hoeveel gesprekken zijn er in totaal met de tipgever gevoerd en zijn van deze
gesprekken notities gemaakt?
43.
Wanneer hebt u geconcludeerd dat de informatie die de tipgever heeft verstrekt
betrouwbaar is?
44.
Wat bedoelt u met betrouwbaar en hoe heeft u de betrouwbaarheid van deze gegevens
vastgesteld?
45.
Kunnen die gegevens gebruikt worden om een aanslag op te leggen?
46.
Wie heeft de personen geïdentificeerd en gesofieerd?
47.
Bent u betrokken geweest bij het identificeren en sofiëren van de personen?
48.
Bent u betrokken geweest bij het opleggen van de aanslagen?