BA 2017/8
Discriminatieverbod, verboden onderscheid tussen bloedverwanten en ongehuwd samenwonende partners, objectieve en redelijke rechtvaardiging, gezamenlijke huishouding
CRvB 06-12-2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4487
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
6 december 2016
- Zaaknummer
16/3986 PW
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
- Brondocumenten
ECLI:NL:CRVB:2016:4487, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 06‑12‑2016
- Wetingang
Art. 3 Participatiewet (PW); art. 26 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR); art. 3 lid 2 en art. 5a Algemene bijstandswet (Abw); art. 3 lid 2 Wet werk en bijstand (WWB); Algemene Ouderdomswet (AOW); Algemene nabestaandenwet (Anw); Wet langdurige zorg (Wlz)
Essentie
Discriminatieverbod, verboden onderscheid tussen bloedverwanten en ongehuwd samenwonende partners, objectieve en redelijke rechtvaardiging, gezamenlijke huishouding
Samenvatting
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een door art. 26 IVBPR verboden ongelijke behandeling moet voorop worden gesteld dat dit discriminatieverbod niet meebrengt dat elke ongelijke behandeling van gelijke gevallen verboden is, maar alleen die welke als discriminatie moet worden beschouwd omdat een objectieve en redelijke rechtvaardiging ervoor ontbreekt. Daarbij verdient opmerking dat op het terrein van de sociale zekerheid aan de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid toekomt bij het beantwoorden van de vraag of gevallen als ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.