Overigens ook de raadsman die de verdachte in eerste aanleg bijstond. Ook daar is de verdachte niet verschenen en was de raadsman evenmin gevolmachtigd.
HR, 27-08-2013, nr. 11/05124
ECLI:NL:PHR:2013:965
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27-08-2013
- Zaaknummer
11/05124
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2013:965, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑08‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:954
Conclusie 27‑08‑2013
Inhoudsindicatie
Verstekverlening. Het middel, dat ten betoge strekt dat het Hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet verschenen verdachte aangezien deze t.t.v. de behandeling van zijn zaak ttz. in h.b. u.a.h. was gedetineerd en hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling aanwezig te zijn, is op de gronden die zijn vermeld in de aanvullende conclusie AG terecht voorgesteld.
Nr. 11/05124
Mr. Jörg
Zitting 27 augustus 2013
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Bij arrest van 17 november 2011 heeft het Gerechtshof ’s-Gravenhage de verdachte bij verstek niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
2. Namens de verdachte heeft mr. A.C. Bosch, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
3. In het middel wordt geklaagd dat het Hof het aanwezigheidsrecht van de verdachte heeft geschonden, nu (achteraf) is gebleken dat de verdachte ten tijde van de behandeling van het beroep gedetineerd was.
4. Uit de stukken van het geding blijkt dat de verdachte is gedagvaard om op 17 november 2011 te 10.50 uur ter terechtzitting in hoger beroep te verschijnen. Blijkens de akte van uitreiking is, nadat de dagvaarding tevergeefs op 9 september 2011 is aangeboden op verdachtes GBA-adres en nadat het zonder op het postkantoor afgehaald te zijn retour is gekomen, als gewone brief naar het GBA-adres van de verdachte gezonden. Blijkens de ID-staat SKDB van 7 september 2011 was de verdachte toen niet gedetineerd. Voorts heeft de raadsman van de verdachte - tevens steller van het middel1.- die zich op 12 juni 2010 had gesteld, op 7 september 2011 een afschrift van de dagvaarding ontvangen.
5. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in:
“De verdachte, gedagvaard als:[verdachte],geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,adres: [adres],is niet ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. A.C. Bosch, advocaat te Rotterdam, die mededeelt door de verdachte niet uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdediging te voeren.(…)Het gerechtshof verleent verstek tegen de niet-verschenen verdachte.”
6. Aan de schriftuur is gehecht een faxbericht van de Penitentiaire Inrichting Torentijd. Dit faxbericht houdt in:
“Ondergetekende: bij de Penitentiaire Inrichting Torentijd te Middelburg, bevestigt bij deze, de opgemaakte:Detentieverklaring d.d. 15 juni 2012Naam: [verdachte]Geboren: [geboortedatum]/1982 te [geboorteplaats]Betrokkene is sinds 17/11/2011 in verzekering gesteld en ingeschreven in PI Middelburg sinds 17/11/2011.Het betreft hier een afgestrafte gedetineerde met een straftijd [van wie] de ontslagdatum was op 08/12/2011.De directeur,namens deze(…)”
7. Het aan de schriftuur gehechte faxbericht biedt onvoldoende steun aan de stelling dat de verdachte op 17 november 2001 te 10.50 uur niet ter terechtzitting in hoger beroep aanwezig kon zijn. Zou de behandeling tegen het eind van de middagzitting hebben plaats gevonden zou dan anders kunnen liggen. Het Hof heeft bij deze stand van zaken echter zonder het aanwezigheidsrecht te schenden met de behandeling van de zaak kunnen voortgaan. Anders dan in de door de steller van het middel aangehaalde zaak is niet duidelijk hoe laat op 17 november 2011 de verdachte van overheidswege van zijn vrijheid werd beroofd.2.
8. Het middel faalt. Ik heb geen gronden aangetroffen waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou moeten worden vernietigd.
9. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaalbij de Hoge Raad der Nederlanden
Waarnemend A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 27‑08‑2013
Vgl. een andere zaak van 21 december 2010, LJN BN9201. In de door de raadsman aangehaalde zaak (LJN BO2974) stond het moment van de inverzekeringstelling wel vast.