Wet immunisatie militairen
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1998
- Bronpublicatie:
06-11-1997, Stb. 1997, 510 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken: 25280)
- Inwerkingtreding
01-01-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-1997, Stb. 1997, 581 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
De militair, voor wie op geneeskundige gronden een bijzonder gevaar van de immunisatie is te duchten, wordt, op de wijze door Onze Minister bepaald, tijdelijk of blijvend van één of meer immunisatiemaatregelen vrijgesteld.
2.
De militair, die van mening is, dat zijn gezondheidstoestand daartoe aanleiding geeft, kan onder overlegging van een verklaring van een geneeskundige een verzoek om vrijstelling, als in het voorgaand lid bedoeld, indienen.
3.
Onze Minister kan op dit verzoekschrift slechts afwijzend beslissen in overeenstemming met het advies van een door hem ingestelde commissie van geneeskundigen.
4.
Vanaf de dag, waarop het verzoekschrift is ingediend, tot de dag, waarop de beslissing door Onze Minister is genomen, wordt de immunisatie achterwege gelaten.