Procestaal: Frans.
HvJ EG, 04-06-2009, nr. C-285/08
ECLI:EU:C:2009:351
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
04-06-2009
- Magistraten
P. Jann, M. Ilešič, A. Tizzano, A. Borg Barthet, J.-J. Kasel
- Zaaknummer
C-285/08
- LJN
BI7787
- Vakgebied(en)
Goederenrecht (V)
EU-recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2009:351, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 04‑06‑2009
Uitspraak 04‑06‑2009
P. Jann, M. Ilešič, A. Tizzano, A. Borg Barthet, J.-J. Kasel
Partij(en)
In zaak C-285/08,*
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Cour de cassation (Frankrijk) bij beslissing van 24 juni 2008, ingekomen bij het Hof op 30 juni 2008, in de procedure
Moteurs Leroy Somer
tegen
Dalkia France,
Ace Europe,
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),
samengesteld als volgt: P. Jann (rapporteur), kamerpresident, M. Ilešič, A. Tizzano, A. Borg Barthet en J.-J. Kasel, rechters,
advocaat-generaal: P. Mengozzi,
griffier: R. Grass,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen van:
- —
Moteurs Leroy Somer, vertegenwoordigd door de SCP F. Rocheteau en C. Uzan-Sarano, avocat,
- —
Dalkia France en Ace Europe, vertegenwoordigd door de SCP Coutard — Mayer — Munier-Apaire, avocat,
- —
de Franse regering, vertegenwoordigd door G. de Bergues en R. Loosli-Surrans als gemachtigden,
- —
de Spaanse regering, vertegenwoordigd door J. López-Medel Bascones als gemachtigde,
- —
de Oostenrijkse regering, vertegenwoordigd door C. Pesendorfer als gemachtigde,
- —
de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door G. Wilms en J.-B. Laignelot als gemachtigden,
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing heeft betrekking op de uitlegging van de artikelen 9 en 13 van richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken (PB L 210, blz. 29).
2
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geschil tussen de vennootschap Moteurs Leroy Somer enerzijds en de vennootschappen Dalkia France en Ace Europe anderzijds, ter zake van de aansprakelijkheid voor schade die aan een stroomaggregaat van een ziekenhuis is toegebracht als gevolg van verhitting van een door Moteurs Leroy Somer geproduceerde wisselstroomgenerator.
Toepasselijke bepalingen
Gemeenschapsregeling
3
De negende en de achttiende overweging van de considerans van richtlijn 85/374 luiden als volgt:
‘Overwegende dat de bescherming van de consument vereist dat schade veroorzaakt door dood of lichamelijk letsel en materiële schade worden vergoed; dat deze laatste schadevergoeding evenwel beperkt moet blijven tot zaken voor ge- of verbruik in de privésfeer […]
[…]
Overwegende dat de uit deze richtlijn voortvloeiende harmonisatie in het huidige stadium niet volledig kan zijn, doch wel de weg opent naar verdere harmonisatie; dat de Raad derhalve op gezette tijden verslagen van de Commissie over de toepassing van deze richtlijn voorgelegd moet krijgen met, in voorkomend geval, passende voorstellen.’
4
Artikel 1 van richtlijn 85/374 bepaalt dat ‘[d]e producent […] aansprakelijk [is] voor de schade, veroorzaakt door een gebrek in zijn product’.
5
Volgens artikel 4 van deze richtlijn ‘[moet] [d]e gelaedeerde […] de schade, het gebrek en het oorzakelijk verband tussen het gebrek en de schade bewijzen’.
6
Artikel 9 van dezelfde richtlijn bepaalt:
‘Onder ‘schade’ in de zin van artikel 1 wordt verstaan:
- a)
de schade veroorzaakt door dood of door lichamelijk letsel;
- b)
beschadiging of vernietiging van een andere zaak dan het gebrekkige product, met toepassing van een franchise ten belope van 500 [EUR], indien deze zaak
- i)
gewoonlijk [bestemd] is voor ge- of verbruik in de privésfeer en
- ii)
door de gelaedeerde hoofdzakelijk is gebruikt voor ge- of verbruik in de privésfeer.
Dit artikel laat de nationale bepalingen inzake onstoffelijke schade onverlet.’
7
Artikel 13 van deze richtlijn luidt:
‘Deze richtlijn laat de rechten die de gelaedeerde ontleent aan het recht inzake contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheid of aan een op het ogenblik van de kennisgeving van deze richtlijn bestaande speciale aansprakelijkheidsregeling onverlet.’
Nationale regeling
8
Blijkens de verwijzingsbeslissing kan de gelaedeerde van een gebrekkig product naar Frans recht of naar vaste Franse rechtspraak vergoeding vorderen van de schade aan een voor beroepsmatig gebruik bestemde en voor dat doel gebruikte zaak, wanneer die gelaedeerde enkel de schade, het gebrek van het product en het oorzakelijk verband tussen dat gebrek en de schade bewijst.
Hoofdgeding en prejudiciële vraag
9
Een stroomaggregaat dat in 1995 door de vennootschap Wartsila was geïnstalleerd in een ziekenhuis te Lyon, heeft vlam gevat als gevolg van verhitting van de door de vennootschap Moteurs Leroy Somer geproduceerde en door deze laatste in 1994 in het verkeer gebrachte wisselstroomgenerator.
10
Dalkia France, die was belast met het onderhoud van deze apparatuur, en haar verzekeraar, Ace Europe, hebben de door dit ongeval aan het ziekenhuis veroorzaakte materiële schade vergoed en hebben vervolgens, na in de rechten van het ziekenhuis te zijn getreden, Moteurs Leroy Somer gedaagd met het oog op vergoeding van de door hen uitgekeerde bedragen.
11
Bij arrest van 7 december 2006 heeft de Cour d'appel de Lyon vastgesteld dat op Moteurs Leroy Somer een verplichting op het gebied van veiligheid rustte en heeft zij deze laatste veroordeeld tot betaling aan Dalkia France van een bedrag van 320 143,03 EUR en aan Ace Europe van een bedrag van 229 107 EUR.
12
Voor de verwijzende rechterlijke instantie heeft Moteurs Leroy Somer onder meer betoogd dat de verplichting op het gebied van veiligheid die op iedere beroepsmatig handelende verkoper rust, niet de schade dekt aan zaken die bestemd zijn voor beroepsmatig gebruik en die door de gelaedeerde voor dat doel zijn gebruikt. Door haar te veroordelen tot vergoeding van de zuiver materiële schade aan het stroomaggregaat dat door het ziekenhuis ten behoeve van diens beroepsmatige activiteiten was besteld, heeft de Cour d'appel de Lyon artikel 1603 van de Code civil, zoals uitgelegd in het licht van richtlijn 85/374, geschonden.
13
Van oordeel dat de uitlegging van richtlijn 85/374 noodzakelijk was om op het beroep in cassatie uitspraak te kunnen doen, heeft de Cour de cassation besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vraag te stellen:
‘Verzetten de artikelen 9 en 13 van richtlijn [85/374] zich tegen een uitlegging van nationale bepalingen of vaste nationale rechtspraak op grond waarvan de gelaedeerde om vergoeding kan vragen van schade aan een zaak die bestemd is voor beroepsmatig gebruik en voor dat doel is gebruikt, wanneer deze gelaedeerde enkel de schade, het gebrek in het product en het oorzakelijk verband tussen dit gebrek en de schade bewijst?’
Beantwoording van de prejudiciële vraag
14
Met haar vraag wenst de Cour de cassation in hoofdzaak te vernemen of richtlijn 85/374 zich verzet tegen een uitlegging van nationale wettelijke bepalingen of de toepassing van vaste nationale rechtspraak volgens welke de gelaedeerde vergoeding kan vorderen van schade aan een zaak die bestemd is voor beroepsmatig gebruik en voor dat doel is gebruikt, wanneer deze gelaedeerde enkel de schade, het gebrek in het product en het oorzakelijk verband tussen dit gebrek en de schade bewijst.
15
16
Volgens dit artikel 9 wordt onder voormeld begrip verstaan, behalve de schade veroorzaakt door dood of door lichamelijk letsel, beschadiging of vernietiging van een andere zaak dan het gebrekkige product, met toepassing van een franchise ten belope van 500 EUR, indien deze zaak gewoonlijk bestemd is voor ge- of verbruik in de privésfeer en door de gelaedeerde hoofdzakelijk is gebruikt in de privésfeer.
17
Vastgesteld moet worden dat schade zoals die aan de orde in het hoofdgeding, die is toegebracht aan een zaak die bestemd is voor beroepsmatig gebruik en die voor dat doel is gebruikt, niet valt onder het begrip ‘schade’ in de zin van richtlijn 85/374, zodat de producent er niet aansprakelijk voor kan worden gesteld uit hoofde van artikel 1 van deze richtlijn.
18
In haar bij het Hof ingediende opmerkingen geeft Moteurs Leroy Somer te kennen dat richtlijn 85/374, door schade aan voor beroepsmatig gebruik bestemde en voor dat doel gebruikte zaken niet aan de door haar ingevoerde aansprakelijkheidsregeling te onderwerpen, de lidstaten belet, voor deze schade een aansprakelijkheidsregeling te doen gelden die berust op dezelfde grondslagen als de door de richtlijn ingevoerde regeling, te weten enkel het bewijs van de schade, het gebrek en het oorzakelijk verband.
19
Dienaangaande moet worden vastgesteld dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde regeling de mogelijkheid voor de gelaedeerde om vergoeding te vorderen van schade aan een voor beroepsmatig gebruik bestemde en voor dat doel gebruikte zaak, aan bewijsvereisten onderwerpt die overeenstemmen met die genoemd in artikel 4 van richtlijn 85/374, te weten dat de gelaedeerde de schade, het gebrek en het oorzakelijk verband bewijst.
20
Bovendien heeft het Hof geoordeeld dat de beoordelingsmarge waarover de lidstaten beschikken om de aansprakelijkheid voor producten met gebreken te regelen, volledig door richtlijn 85/374 zelf wordt bepaald en moet worden afgeleid uit de bewoordingen, de doelstelling en de opzet ervan (arrest van 10 januari 2006, Skov en Bilka, C-402/03, Jurispr. blz. I-199, punt 22 en aangehaalde rechtspraak).
21
In dit verband heeft het Hof gepreciseerd dat de richtlijn voor de punten die zij regelt een volledige harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten nastreeft (arrest Skov en Bilka, reeds aangehaald, punt 23 en aangehaalde rechtspraak).
22
Ook heeft het Hof reeds verklaard dat artikel 13 van richtlijn 85/374, bepalende dat deze richtlijn onverlet laat de rechten die de gelaedeerde ontleent aan het recht inzake contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheid of aan een op het ogenblik van de kennisgeving van deze richtlijn bestaande speciale aansprakelijkheidsregeling, niet aldus kan worden uitgelegd dat het de lidstaten de mogelijkheid laat om een algemene aansprakelijkheidsregeling inzake producten met gebreken te handhaven die verschilt van de regeling van die richtlijn (arrest Skov en Bilka, reeds aangehaald, punt 39 en aangehaalde rechtspraak).
23
Voorts moet volgens de rechtspraak van het Hof artikel 13 van richtlijn 85/374 aldus worden uitgelegd dat het door deze richtlijn ingevoerde stelsel niet de toepassing uitsluit van andere stelsels van contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheid voor zover die op een andere grondslag berusten, zoals de aansprakelijkheid wegens verborgen gebreken of onrechtmatige daad (arrest Skov en Bilka, reeds aangehaald, punt 47 en aangehaalde rechtspraak).
24
Dit neemt echter niet weg dat richtlijn 85/374 slechts aan een aansprakelijkheidsregeling als die aan de orde in het hoofdgeding in de weg kan staan indien die regeling onder de werkingssfeer van deze richtlijn valt.
25
Zoals in punt 21 van het onderhavige arrest in herinnering is gebracht, streeft richtlijn 85/374 voor de punten die zij regelt een volledige harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten na, maar blijkens de achttiende overweging van de considerans dient deze richtlijn geen uitputtende harmonisatie van de aansprakelijkheid voor producten met gebreken op andere dan de hiervóór genoemde punten tot stand te brengen.
26
Zoals Dalkia France en Ace Europe, de Franse en de Oostenrijkse regering en de Commissie in hun respectieve bij het Hof ingediende opmerkingen te kennen geven, valt een aansprakelijkheidsregeling als die aan de orde in het hoofdgeding niet onder de werkingssfeer van richtlijn 85/374.
27
Blijkens zowel de bewoordingen als de opzet van richtlijn 85/374, inzonderheid de artikelen 1 en 9 en de negende overweging van de considerans, behoort de vergoeding van schade aan een voor beroepsmatig gebruik bestemde en voor dat doel gebruikte zaak, niet tot de punten die deze richtlijn regelt, aangezien dergelijke schade, zoals in punt 17 van het onderhavige arrest is geconstateerd, niet valt onder het begrip schade in de zin van artikel 1 van richtlijn 85/374 zoals dit in artikel 9 van deze laatste is afgebakend.
28
Derhalve moet worden vastgesteld dat de vergoeding van schade aan een voor beroepsmatig gebruik bestemde en voor dat doel gebruikte zaak niet onder de werkingssfeer van richtlijn 85/374 valt.
29
Deze uitlegging wordt niet ontkracht door het feit dat richtlijn 85/374, zoals blijkt uit de eerste overweging van de considerans en de rechtspraak van het Hof (arresten van 25 april 2002, Commissie/Frankrijk, C-52/00, Jurispr. blz. I-3827, punt 17; Commissie/Griekenland, C-154/00, Jurispr. blz. I-3879, punt 13, en González Sánchez, C-183/00, Jurispr. blz. I-3901, punt 26), niet alleen ertoe strekt verschillen in het niveau van bescherming van de consument te voorkomen, maar ook een onvervalste mededinging tussen marktdeelnemers dient te waarborgen en het vrije goederenverkeer dient te vergemakkelijken.
30
De bewoordingen van richtlijn 85/374 wettigen immers geenszins de conclusie dat de communautaire wetgever, door de vergoeding van schade uit hoofde van deze richtlijn te beperken tot zaken voor ge- of verbruik in de privésfeer, de lidstaten, om een onvervalste mededinging te waarborgen en het vrije verkeer van goederen te vergemakkelijken, de vrijheid heeft willen ontnemen om voor de vergoeding van schade aan een voor beroepsmatig gebruik bestemde en voor dat doel gebruikte zaak, een aansprakelijkheidsregeling te doen gelden die overeenstemt met die van voormelde richtlijn.
31
Nu de door richtlijn 85/374 tot stand gebrachte harmonisatie zich niet uitstrekt tot de vergoeding van schade aan een voor beroepsmatig gebruik bestemde en voor dat doel gebruikte zaak, belet deze richtlijn een lidstaat derhalve niet om dienaangaande een verantwoordelijkheidsregeling te doen gelden die overeenstemt met die van voormelde richtlijn.
32
Gelet op bovenstaande overwegingen moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat richtlijn 85/374 aldus moet worden uitgelegd dat zij zich niet verzet tegen een uitlegging van nationale wettelijke bepalingen of de toepassing van vaste nationale rechtspraak volgens welke de gelaedeerde vergoeding kan vorderen van schade aan een zaak die bestemd is voor beroepsmatig gebruik en voor dat doel is gebruikt, wanneer deze gelaedeerde enkel de schade, het gebrek in het product en het oorzakelijk verband tussen dit gebrek en de schade bewijst.
Kosten
33
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart voor recht:
Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, moet aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzet tegen een uitlegging van nationale wettelijke bepalingen of de toepassing van vaste nationale rechtspraak volgens welke de gelaedeerde vergoeding kan vorderen van schade aan een zaak die bestemd is voor beroepsmatig gebruik en voor dat doel is gebruikt, wanneer deze gelaedeerde enkel de schade, het gebrek in het product en het oorzakelijk verband tussen dit gebrek en de schade bewijst.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 04‑06‑2009