Procestaal: Deens.
HvJ EU, 13-07-2017, nr. C-368/16
ECLI:EU:C:2017:546
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
13-07-2017
- Magistraten
M. Vilaras, M. Safjan, D. Šváby
- Zaaknummer
C-368/16
- Roepnaam
Assens Havn
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2017:546, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 13‑07‑2017
Uitspraak 13‑07‑2017
M. Vilaras, M. Safjan, D. Šváby
Partij(en)
In zaak C-368/16,*
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Højesteret (hoogste rechter in Denemarken) bij beslissing van 20 juni 2016, ingekomen bij het Hof op 6 juli 2016, in de procedure
Assens Havn
tegen
Navigators Management (UK) Limited,
wijst
HET HOF (Achtste kamer),
samengesteld als volgt: M. Vilaras, kamerpresident, M. Safjan (rapporteur) en D. Šváby, rechters,
advocaat-generaal: Y. Bot,
griffier: A. Calot Escobar,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen van:
- —
Navigators Management (UK) Limited, vertegenwoordigd door H. Nissen, advokat,
- —
de Belgische regering, vertegenwoordigd door L. Van den Broeck en J. Van Holm als gemachtigden,
- —
de Spaanse regering, vertegenwoordigd door A. Rubio González en A. Gavela Llopis als gemachtigden,
- —
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door M. Heller en L. Grønfeldt als gemachtigden,
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 13, punt 5, en artikel 14, punt 2, onder a), van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2001, L 12, blz. 1).
2
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geschil tussen Assens Havn (haven van Assens, Denemarken) en Navigators Management (UK) Limited, een verzekeringsmaatschappij (hierna: ‘Navigators Management’) betreffende vergoeding van schade aan de kade van de haven van Assens, veroorzaakt door een bij de laatste verzekerde sleepboot.
Toepasselijke bepalingen
Recht van de Unie
Verordening nr. 44/2001
3
De overwegingen 11 en 13 van verordening nr. 44/2001 luiden als volgt:
- ‘(11)
De bevoegdheidsregels moeten in hoge mate voorspelbaar zijn, waarbij als beginsel geldt dat de bevoegdheid in het algemeen gegrond wordt op de woonplaats van de verweerder; de bevoegdheid moet altijd op die grond kunnen worden gevestigd, behalve in een gering aantal duidelijk omschreven gevallen waarin het voorwerp van het geschil of de autonomie van de partijen een ander aanknopingspunt wettigt. […]
[…]
- (13)
In het geval van verzekerings-, consumenten- en arbeidsovereenkomsten moet de zwakke partij worden beschermd door bevoegdheidsregels die gunstiger zijn voor haar belangen dan de algemene regels.’
4
De artikelen 8 tot en met 14, die voorkomen in afdeling 3, met het opschrift ‘Bevoegdheid in verzekeringszaken’, van hoofdstuk II van de genoemde verordening, bevatten de bevoegdheidsregels in verzekeringszaken.
5
In artikel 8 van die verordening is bepaald:
‘De bevoegdheid in verzekeringszaken is in deze afdeling geregeld, onverminderd artikel 4 en artikel 5, punt 5.’
6
Artikel 9, lid 1, van verordening nr. 44/2001 luidt:
‘De verzekeraar met woonplaats op het grondgebied van een lidstaat kan worden opgeroepen:
- a)
voor de gerechten van de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft, of
- b)
in een andere lidstaat, indien het een vordering van de verzekeringnemer, de verzekerde of een begunstigde betreft, voor het gerecht van de woonplaats van de eiser […]
[…]’
7
Artikel 10 van deze verordening is als volgt geformuleerd:
‘De verzekeraar kan bovendien worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan, indien het geschil een aansprakelijkheidsverzekering of een verzekering van onroerend goed betreft. Hetzelfde geldt voor het geval dat de verzekering zowel betrekking heeft op onroerende als op roerende goederen die door eenzelfde polis gedekt zijn en door hetzelfde onheil getroffen zijn.’
8
In artikel 11, lid 2, van deze verordening is bepaald:
‘De artikelen 8, 9 en 10 zijn van toepassing op de vordering die door de getroffene rechtstreeks tegen de verzekeraar wordt ingesteld, indien de rechtstreekse vordering mogelijk is.’
9
In artikel 13 van deze verordening heet het:
‘Van deze afdeling kan slechts worden afgeweken door overeenkomsten:
[…]
- 2.
die aan de verzekeringnemer, de verzekerde of de begunstigde de mogelijkheid geven de zaak bij andere gerechten dan de in deze afdeling genoemde aanhangig te maken, of
- 3.
waarbij een verzekeringnemer en een verzekeraar die op het tijdstip waarop de overeenkomst wordt gesloten, hun woonplaats of hun gewone verblijfplaats in dezelfde lidstaat hebben, zelfs als het schadebrengende feit zich in het buitenland heeft voorgedaan, de gerechten van die lidstaat bevoegd verklaren, tenzij de wetgeving van die lidstaat dergelijke overeenkomsten verbiedt, of
[…]
- 5.
betreffende een verzekeringsovereenkomst, voor zover daarmee een of meer van de risico's bedoeld in artikel 14 worden gedekt.’
10
Artikel 14 van verordening nr. 44/2001 luidt:
‘De in artikel 13, punt 5, bedoelde risico's zijn de volgende:
- 1.
elke schade
- a)
aan zeeschepen, vaste installaties in de kustwateren of in volle zee, of luchtvaartuigen, die wordt veroorzaakt door gebeurtenissen in verband met het gebruik daarvan voor handelsdoeleinden,
[…]
- 2.
elke aansprakelijkheid, met uitzondering van die voor lichamelijk letsel van passagiers of schade aan hun bagage
- a)
voortvloeiend uit het gebruik of de exploitatie van de schepen, installaties of luchtvaartuigen overeenkomstig punt 1, onder a), voor zover, wat luchtvaartuigen betreft, voor de verzekering van zulke risico's overeenkomsten tot aanwijzing van een bevoegd gerecht niet verboden zijn bij de wet van de lidstaat waar de luchtvaartuigen zijn ingeschreven,
[…]’
11
In artikel 23 van deze verordening, dat is opgenomen in afdeling 7 van ditzelfde hoofdstuk II, met het opschrift ‘Door partijen aangewezen bevoegd gerecht’, wordt in de leden 1 en 5 het volgende bepaald:
- ‘1.
Wanneer de partijen van wie er ten minste één woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die lidstaat bevoegd. Deze bevoegdheid is exclusief, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. Deze overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:
- a)
hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
- b)
hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;
- c)
hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.
[…]
- 5.
Overeenkomsten tot aanwijzing van een bevoegd gerecht en soortgelijke bedingen in akten tot oprichting van een trust hebben geen rechtsgevolg indien zij strijdig zijn met de artikelen 13, 17 of 21, of indien de gerechten, op welker bevoegdheid inbreuk wordt gemaakt, krachtens artikel 22 bij uitsluiting bevoegd zijn.’
12
Verordening nr. 44/2001 is ingetrokken bij artikel 80 van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2012, L 351, blz. 1). Krachtens artikel 81, tweede alinea, is deze verordening pas van toepassing met ingang van 10 januari 2015.
Overeenkomst EG-Denemarken
13
De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Brussel op 19 oktober 2005 (PB 2005, L 299, blz. 62; hierna: ‘Overeenkomst EG-Denemarken’), goedgekeurd namens de Gemeenschap bij besluit 2006/325/EG van de Raad van 27 april 2006 (PB 2006, L 120, blz. 22), heeft tot doel de bepalingen van verordening nr. 44/2001 en de maatregelen ter uitvoering ervan op de betrekkingen tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Denemarken toe te passen. Deze Overeenkomst is overeenkomstig artikel 12, lid 2, op 1 juli 2007 in werking getreden (PB 2007, L 94, blz. 70).
14
De preambule van de Overeenkomst EG-Denemarken luidt als volgt:
‘[…]
Overwegende dat het Hof van Justitie [van de Europese Unie] onder dezelfde voorwaarden bevoegd moet zijn om prejudiciële beslissingen te geven met betrekking tot vragen over de geldigheid en de uitlegging van deze overeenkomst die door een Deense rechterlijke instantie worden opgeworpen, en dat Deense rechterlijke instanties bijgevolg onder dezelfde voorwaarden als de rechterlijke instanties van andere lidstaten moeten verzoeken om prejudiciële beslissingen over de uitlegging van [verordening nr. 44/2001] en de maatregelen ter uitvoering ervan,
[…]’
15
Artikel 2, lid 1, van de Overeenkomst EG-Denemarken, met als opschrift ‘De rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken’, luidt:
‘De bepalingen van [verordening nr. 44/2001], die aan deze overeenkomst is gehecht en er deel van uitmaakt, en de krachtens artikel 74, lid 2, van de verordening vastgestelde maatregelen ter uitvoering ervan die — wat de na de inwerkingtreding van deze overeenkomst vastgestelde uitvoeringsmaatregelen betreft — door [het Koninkrijk Denemarken] ten uitvoer worden gelegd zoals bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst, alsmede de krachtens artikel 74, lid 1, van de verordening vastgestelde maatregelen zijn uit hoofde van het internationale recht van toepassing op de betrekkingen tussen de [Unie] en [het Koninkrijk Denemarken].’
16
In artikel 6, lid 1, van de Overeenkomst EG-Denemarken, met als opschrift ‘Bevoegdheid van het Hof van Justitie [van de Europese Unie] in verband met de uitlegging van de overeenkomst’, is het volgende bepaald:
‘Indien een vraag in verband met de geldigheid of de uitlegging van deze overeenkomst wordt opgeworpen in een zaak die aanhangig is bij een Deense rechterlijke instantie, verzoekt die rechterlijke instantie het Hof van Justitie over deze vraag een uitspraak te doen wanneer een rechterlijke instantie van een andere lidstaat van de Europese Unie dat onder dezelfde omstandigheden moet doen in verband met [verordening nr. 44/2001] en de in artikel 2, lid 1, bedoelde maatregelen ter uitvoering ervan.’
Deens recht
17
§ 95 van de wet betreffende de verzekeringsovereenkomsten (forsikringsaftalelov) luidt:
- ‘1.
Wanneer is vastgesteld dat de verzekerde schadevergoeding verschuldigd is aan de gelaedeerde en de omvang van de schadevergoeding is bepaald, treedt de gelaedeerde in de rechten van de verzekerde tegenover de verzekeringsmaatschappij, voor zover hij niet schadeloos is gesteld.
- 2.
Verder treedt de gelaedeerde in de rechten van de verzekerde tegenover de verzekeringsmaatschappij wanneer zijn vordering tot schadevergoeding deel uitmaakt van het faillissement, het gerechtelijk akkoord of de schuldsanering van de verzekerde. Voor zover de vordering tot schadevergoeding van de gelaedeerde niet wordt gedekt, kan zij volledig geldend worden gemaakt tegen de verzekeringsmaatschappij. De verzekeringsmaatschappij zal in dat geval de verzekerde binnen een redelijke termijn ervan op de hoogte brengen dat zij een vordering tot schadevergoeding heeft ontvangen.’
Hoofdgeding en prejudiciële vraag
18
In het najaar van 2007 heeft de vennootschap naar Zweeds recht Skåne Entreprenad Service AB (hierna: ‘Skåne Entreprenad’) suikerbieten vervoerd naar een fabriek te Nykøbing Falster (Denemarken). Een deel van het traject werd afgelegd per schip van Assens naar Nakskov (Denemarken). Voor dat traject over water heeft Skåne Entreprenad een aantal sleepboten en aken gecharterd, waaronder de sleepboot Sea Endeavour I, en zij heeft ten behoeve van dit vervoer een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten bij Navigators Management.
19
De verzekeringspolis bevat in het bijzonder de volgende bepaling:
‘Toepasselijk recht en bevoegde rechterlijke instanties
Op deze verzekering is het recht van Engeland en Wales van toepassing. De verzekeringsbepalingen moeten derhalve volgens dit recht worden uitgelegd en de partijen komen overeen zich te onderwerpen aan de uitsluitende rechtsmacht van de rechterlijke instanties in Engeland en Wales.’
20
Verder bevatten de verzekeringsvoorwaarden van Navigators Management de volgende bepaling:
- ‘7)
Toepasselijk recht, procedure in geval van geschillen en geschilbeslechting
Op deze verzekering is het Engelse recht van toepassing en de bepalingen moeten derhalve overeenkomstig dit recht worden uitgelegd. De verzekering is in het bijzonder onderworpen aan de wet op de maritieme verzekeringen van 1906, alsmede aan eventuele wijzigingen van die wet. De bepalingen van die wet maken deel uit van deze verzekering. Deze verzekering, evenals elk geschil dat voortvloeit uit of verband houdt met haar toepassing, valt onder de exclusieve rechtsmacht van de [High Court of Justice of England and Wales] te Londen [Verenigd Koninkrijk].’
21
Op 24 november 2007 ontstond tijdens het aanleggen van de sleepboot Sea Endeavour I in de haven van Assens schade aan de kaai-infrastructuur. De partijen in het hoofdgeding twisten over hoe de schade is ontstaan en wie daarvoor aansprakelijk is.
22
Skåne Entreprenad is ondertussen failliet verklaard en de haven van Assens heeft bij de Sø- og Handelsret (rechter in eerste aanleg voor maritieme zaken en handelszaken, Denemarken) een rechtstreekse vordering ingediend tegen Navigators Management, de aansprakelijkheidsverzekeraar van degene die de schade zou hebben veroorzaakt. Zij vorderde van deze laatste vennootschap betaling van een bedrag van 1 310 536 Deense kroon (DKK) (ongeveer 176 270 EUR) ter vergoeding van genoemde schade.
23
De Sø- og Handelsret heeft de vraag betreffende de bevoegdheid voor aparte behandeling en beslissing afgesplitst en het beroep vervolgens bij uitspraak van 22 december 2014 verworpen wegens onbevoegdheid van de Deense rechterlijke instanties, aangezien de partijen bij de verzekeringsovereenkomst een forumkeuzebeding waren overgekomen dat tegen de gelaedeerde aangevoerd kon worden. De haven van Assens heeft bij de verwijzende rechter hogere voorziening ingesteld tegen deze uitspraak.
24
Volgens de verwijzende rechter gaat de zaak vooral over de vraag of de haven van Assens, die volgens § 95, lid 2, van de wet betreffende de verzekeringsovereenkomsten haar vordering rechtstreeks tegen de verzekeringsmaatschappij van de veroorzaker van de schade kon instellen, is gebonden aan het in de verzekeringsovereenkomst opgenomen forumkeuzebeding dat overeenkomstig artikel 13, punt 5, juncto artikel 14, punt 2, onder a), van verordening nr. 44/2001 door Skåne Entreprenad en Navigators Management is overeengekomen. Luidt het antwoord bevestigend, dan heeft de Sø- og Handelsret het beroep van de haven van Assens terecht verworpen.
25
De verwijzende rechter merkt op dat een gelaedeerde naar Deens recht in beginsel weliswaar niet het recht heeft zijn vordering rechtstreeks in te stellen tegen de verzekeringsmaatschappij van degene die de schade heeft veroorzaakt, maar dat hem in § 95 van de wet betreffende de verzekeringsovereenkomsten in een aantal gevallen toch het recht wordt verleend een dergelijke vordering in te stellen, bijvoorbeeld indien de verzekeringnemer, zoals in de onderhavige zaak, failliet gaat.
26
In deze omstandigheden heeft de Højesteret (hoogste rechter in Denemarken) besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vraag te stellen:
‘Dient artikel 13, punt 5, juncto artikel 14, punt 2, onder a), van verordening nr. 44/2001 in die zin te worden uitgelegd dat een gelaedeerde die naar nationaal recht de mogelijkheid heeft zijn vordering rechtstreeks in te stellen tegen de verzekeringsmaatschappij van degene die de schade heeft veroorzaakt, is gebonden aan een forumkeuzebeding dat de verzekeraar en de verzekeringnemer rechtsgeldig zijn aangegaan overeenkomstig artikel 13, punt 5, juncto artikel 14, punt 2, onder a), van de genoemde verordening?’
Beantwoording van de prejudiciële vraag
27
Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 13, punt 5, juncto artikel 14, punt 2, onder a), van verordening nr. 44/2001 in die zin moet worden uitgelegd dat een gelaedeerde die een rechtstreekse vordering kan instellen tegen de verzekeraar van degene die de door hem geleden schade heeft veroorzaakt, gebonden kan zijn aan een forumkeuzebeding dat deze verzekeraar en deze verzekeringnemer zijn overeengekomen.
28
Om deze vraag te beantwoorden, moet worden gelet op de opzet van afdeling 3 van hoofdstuk II van verordening nr. 44/2001 en achterliggende doelstellingen ervan.
29
In dit verband moet eraan worden herinnerd dat afdeling 3 van hoofdstuk II van deze verordening een autonoom stelsel voor de gerechtelijke bevoegdheidsverdeling in verzekeringszaken invoert (zie in die zin arrest van 12 mei 2005, Société financière et industrielle du Peloux, C-112/03, EU:C:2005:280, punt 29).
30
Net als bij aangelegenheden met betrekking tot werknemers en consumenten wordt het beroep in verzekeringszaken gekenmerkt door een zeker gebrek aan evenwicht tussen de partijen (zie in die zin arrest van 26 mei 2005, GIE Réunion européenne e.a., C-77/04, EU:C:2005:327, punt 22). De regels bedoeld in artikel 8 van afdeling 3 van hoofdstuk II van verordening nr. 44/2001 hebben tot doel dit gebrek aan evenwicht te herstellen door de zwakste partij te laten profiteren van bevoegdheidsregels die gunstiger zijn voor haar belangen dan de algemene regels (zie in die zin arrest van 17 september 2009, Vorarlberger Gebietskrankenkasse, C-347/08, EU:C:2009:561, punt 40).
31
In het bijzonder verkeert de gelaedeerde die schade heeft geleden waarvoor een verzekering is afgesloten, door de genoemde bepalingen in een gunstiger rechtspositie omdat hij de betrokken verzekeraar hierdoor in rechte kan aanspreken in de plaats waar het schadebrengende feit heeft plaatsgevonden, vooropgesteld dat het nationale recht in een dergelijke rechtstreekse vordering voorziet.
32
Zoals volgt uit de punten 24 en 25 van het onderhavige arrest, heeft de verwijzende rechter, aan wie het staat om het nationale recht uit te leggen, in dit geval geoordeeld dat § 95, lid 2, van de wet betreffende de verzekeringsovereenkomsten, die in het hoofdgeding van toepassing is, het de gelaedeerde mogelijk maakt zijn vordering in overeenstemming met artikel 11, lid 2, van verordening nr. 44/2001 rechtstreeks tegen de verzekeraar in te stellen.
33
Wat betreft de mogelijkheid een forumkeuzebeding aan de gelaedeerde tegen te werpen, volgt enerzijds uit artikel 13, punt 5, juncto artikel 14, punt 2, onder a), van verordening nr. 44/2001 dat op grond van een dergelijk beding kan worden afgeweken van de bepalingen van afdeling 3 van deze verordening, met name in geval van aansprakelijkheidsverzekeringen betreffende het gebruik of de exploitatie van schepen.
34
Anderzijds staat vast dat artikel 11, lid 2, van verordening nr. 44/2001, op grond waarvan de bepalingen van artikelen 8 tot en met 10 van deze verordening van toepassing zijn in gevallen waarin de gelaedeerde zijn vordering rechtstreeks tegen de verzekeraar instelt, geen betrekking heeft op artikelen 13 en 14 van genoemde verordening en derhalve ook niet op forumkeuzebedingen.
35
Uit de opzet van de bepalingen van afdeling 3 van hoofdstuk II van verordening nr. 44/2001 volgt dus niet dat een forumkeuzebeding aan een gelaedeerde kan worden tegengeworpen.
36
Hieromtrent heeft het Hof reeds opgemerkt dat forumkeuze op het gebied van verzekeringen strikt afgebakend blijft, omdat bij de toepassing het doel voorop staat degene die economisch gezien in de zwakste positie verkeert te beschermen (zie in die zin arrest van 12 mei 2005, Société financière et industrielle du Peloux, C-112/03, EU:C:2005:280, punt 31).
37
Zo worden in artikel 13 van verordening nr. 44/2001 limitatief de gevallen genoemd waarin de partijen kunnen afwijken van de regels van afdeling 3 van hoofdstuk II van deze verordening.
38
Volgens artikel 23, lid 5, van de genoemde verordening hebben forumkeuzebedingen geen rechtsgevolg indien zij in strijd zijn met de bepalingen van het genoemde artikel 13. Uit deze bepalingen volgt dat de genoemde verordening een stelsel invoert waarin afwijkingen van de bevoegdheidsregels in verzekeringszaken strikt moeten worden uitgelegd (zie in die zin arrest van 12 mei 2005, Société financière et industrielle du Peloux, C-112/03, EU:C:2005:280, punt 31).
39
Overigens moet worden vastgesteld dat de gelaedeerde derde in geval van schade waarvoor een verzekering is afgesloten, nog verder af staat van een contractuele relatie waarvan een forumkeuzebeding deel uitmaakt dan de begunstigde verzekerde die een forumkeuzebeding niet uitdrukkelijk heeft aanvaard, zoals aan de orde was in het arrest van 12 mei 2005, Société financière et industrielle du Peloux (C-112/03, EU:C:2005:280).
40
Geoordeeld moet dus worden dat een forumkeuzebeding tussen een verzekeraar en een verzekeringnemer niet kan worden tegengeworpen aan de gelaedeerde, indien deze in geval van schade waarvoor een verzekering is afgesloten een rechtstreekse vordering tegen de verzekeraar wil instellen voor de rechterlijke instantie in de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan, zoals ook is herhaald in punt 31 van het onderhavige arrest. Hetzelfde geldt indien deze gelaedeerde een dergelijke rechtstreekse vordering wil instellen voor de rechterlijke instantie van zijn woonplaats. Deze mogelijkheid heeft het Hof erkend in zijn arrest van 13 december 2007, FBTO Schadeverzekeringen (C-463/06, EU:C:2007:792, punt 31).
41
Het zou ingaan tegen het doel van afdeling 3 van hoofdstuk II van verordening nr. 44/2001, namelijk bescherming van degene die economisch en juridisch gezien in de zwakste positie verkeert, indien forumbedingen op basis van artikel 13 juncto artikel 14 van verordening nr. 44/2001 ook voor gelaedeerden bindend worden (zie in die zin arrest van 17 september 2009, Vorarlberger Gebietskrankenkasse, C-347/08, EU:C:2009:561, punt 40).
42
Gelet op een en ander moet artikel 13, punt 5, juncto artikel 14, punt 2, onder a), van verordening nr. 44/2001 in die zin worden uitgelegd dat een gelaedeerde die een rechtstreekse vordering kan instellen tegen de verzekeraar van degene die de door hem geleden schade heeft veroorzaakt, niet gebonden is aan een forumkeuzebeding dat deze verzekeraar en deze verzekeringnemer zijn overeengekomen.
Kosten
43
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Achtste kamer) verklaart voor recht:
Artikel 13, punt 5, juncto artikel 14, punt 2, onder a), van verordening nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, moet in die zin worden uitgelegd dat een gelaedeerde die een rechtstreekse vordering kan instellen tegen de verzekeraar van degene die de door hem geleden schade heeft veroorzaakt, niet gebonden is aan een forumkeuzebeding dat deze verzekeraar en deze verzekeringnemer zijn overeengekomen.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 13‑07‑2017