NJ 2023/311
Procesrecht. Eiswijziging bij verstek (art. 130 Rv); betekening aan niet-verschenen partij; begrip ‘tijdig’ in zin art. 130 lid 3 Rv; eisen van goede procesorde.
HR 13-10-2023, ECLI:NL:HR:2023:1426
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 oktober 2023
- Magistraten
Mrs. G. de Groot, C.E. du Perron, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons, G.C. Makkink
- Zaaknummer
22/02278
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS856142:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:1426, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑10‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:358, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑03‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑08‑2022
- Wetingang
Samenvatting
Art. 130 lid 3 Rv bepaalt: “Indien een partij niet in het geding is verschenen, is een verandering of vermeerdering van eis tegen die partij uitgesloten, tenzij de eiser de verandering of vermeerdering tijdig bij exploot aan haar kenbaar heeft gemaakt. In laatstgenoemd geval is artikel 120, derde lid, van overeenkomstige toepassing.” Uit de verwijzing naar art. 120 lid 3 Rv blijkt dat ‘tijdig’ in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.