NJ 1926, p. 1061
Optreden van een vennoot in rechte voor de vennootschap (in liq.). Erkenning van een rechtsverhouding door een vennoot-liquidateur. Positie van vennooten, die voor een schuld der vennootschap worden aangesproken. Gewijsde zaak. Eadem quaestio.
HR 29-04-1926, ECLI:NL:HR:1926:255, m.nt. Prof. Mr. Paul Scholten
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 april 1926
- Magistraten
Mrs. Savelberg, Jhr. Feith, Visser, van den Dries en Kirberger.
- Zaaknummer
[29041926/NJ_1926,_p._1061]
- Conclusie
Mr. Noyon
- Noot
Prof. Mr. Paul Scholten
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS121727:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1926:255, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑04‑1926
- Wetingang
(BW art. 1954; WvK art. 16-35.)
Essentie
Optreden van een vennoot in rechte voor de vennootschap (in liq.). Erkenning van een rechtsverhouding door een vennoot-liquidateur. Positie van vennooten, die voor een schuld der vennootschap worden aangesproken. Gewijsde zaak. Eadem quaestio.
Samenvatting
Hof: Een vennoot, die noch vereffenaar is, noch door zijn medevennooten is gemachtigd, kan niet voor een in liquidatie verkarende vennootschap appèl aanteekenen. Niet-ontvankelijkheid van de vennootschap in haar hooger beroep. [Het Hof (W. 114631 besliste ook nog (hetgeen in cassatie niet aan de orde kwam dat erkenning van een rechtsverhouding niet is een beheersdaad van een liquidateur, zoodat daardoor de medevennooten met gebonden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.