NJ 1959/111
Bewijs van „oogmerk van wederrechtelijke toeëigening" in geval van dronkenschap; dit oogmerk i.c. niet uit de bewijsmiddelen af te leiden.
HR 03-02-1959, ECLI:NL:HR:1959:145, m.nt. Prof. Mr. W.P.J. Pompe
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 februari 1959
- Magistraten
Mrs. van der Meulen, Feber [Rapp.], vai Berckel, Westerouen van Meeteren, Kazemier
- Zaaknummer
[031959/NJ_1959-111]
- Conclusie
Mr. Van Oosten
- Noot
Prof. Mr. W.P.J. Pompe
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS137433:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1959:145, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑02‑1959
- Wetingang
Essentie
Bewijs van „oogmerk van wederrechtelijke toeëigening" in geval van dronkenschap; dit oogmerk i.c. niet uit de bewijsmiddelen af te leiden.
Samenvatting
De rechter heeft tot het bewijs gebezigd de verklaring van req.: „ Op Zondag 6 Oct. 1957 omstreeks 12,30 uur verliet ik zonder rijwiel mijn woning en heb mij naar het café, gevestigd in het perceel gelegen op de hoek van de F. H.straat en de V.laan begeven. Ik heb aldaar 4 a 5 borrels gedronken, waarna ik naar het café ben gegaan gelegen op de hoek van de O.weg en de R.straat en daar eveneens 4 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.