(Een of meer van) de beslagen zijn mede gelegd ten laste van de gerekwestreerden [P] Beheer B.V., [A], [Q] Holding B.V., XV Beheer B.V., [R] en [B]. Deze partijen zijn echter niet in de procedure betrokken.
Rb. Den Haag, 13-08-2014, nr. 452181 HA ZA 13-1128
ECLI:NL:RBDHA:2014:10157
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
13-08-2014
- Zaaknummer
452181 HA ZA 13-1128
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2014:10157, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 13‑08‑2014
Uitspraak 13‑08‑2014
Inhoudsindicatie
Incidenten in conventie en in reconventie. Vordering ex artikel 843a jo. 1019a Rv deels toegewezen. Voorlopige voorzieningen geweigerd. Bewijsbeslag opgeheven.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
Zittingsplaats Den Haag
zaaknummer / rolnummer: C/09/452181 / HA ZA 13-1128
Vonnis in incident van 13 augustus 2014
in de zaak van
1. de vereniging
GROEP EDUCATIEVE UITGEVERIJEN,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
L.C.G. MALMBERG B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOORDHOFF UITGEVERS B.V.,
gevestigd te Groningen,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
THIEME MEULENHOFF B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UITGEVERIJ ZWIJSEN B.V.,
gevestigd te Tilburg,
eiseressen in de hoofdzaak,
eiseressen in conventie in het incident,
verweersters in reconventie in het incident,
advocaat mr. W.P. den Hertog te Den Haag,
tegen
1. de stichting
STICHTING SNAPPET,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SNAPPET B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SNAPPET NEDERLAND B.V.,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SNAPPET HOLDING B.V.,
alle gevestigd te Amsterdam,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweersters in conventie in het incident,
eiseressen in reconventie in het incident,
advocaat mr. F.F. Blokhuis te Amsterdam.
Partijen zullen hierna enerzijds GEU c.s. (afzonderlijk: GEU, Malmberg, Noordhoff, Thieme en Zwijsen) en anderzijds Snappet c.s. (afzonderlijk: Stichting Snappet, Snappet, Snappet Nederland en Snappet Holding) genoemd worden. Malmberg, Noordhoff, Thieme en Zwijsen worden gezamenlijk ook de uitgeverijen genoemd.
Voor GEU c.s. is de zaak inhoudelijk behandeld door mr. Chr. A. Alberdink Thijm en mr. D.M. Linders, advocaten te Amsterdam. Voor Snappet c.s. is de zaak inhoudelijk behandeld door de advocaat voornoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 25 september 2013, tevens houdende incidentele vorderingen (in conventie), met producties 1 tot en met 30;
- -
de conclusie van antwoord in het incident in conventie, tevens houdende incidentele vorderingen in reconventie, met producties 1 tot en met 49;
- -
productie 50 van Snappet c.s. (proceskostenoverzicht);
- -
de conclusie van antwoord in het incident in reconventie, met producties 31 tot en met 34 (proceskostenoverzicht).
1.2.
Ten slotte is vonnis in het incident nader bepaald op heden.
1.3.
GEU c.s. heeft verzocht een comparitie van partijen in het incident te bepalen. De rechtbank ziet daarvoor, ook gelet op de uitvoerige schriftelijke toelichting van partijen op de incidentele vorderingen, onvoldoende aanleiding.
2. De hoofdzaak
2.1.
GEU c.s. vordert, samengevat:
(I) te verklaren voor recht (primair) dat Snappet c.s. inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten op de educatieve uitgaven van GEU c.s., althans (subsidiair) dat Snappet c.s. onrechtmatig jegens GEU c.s. heeft gehandeld;
(II) Snappet c.s. te veroordelen de auteursrechtinbreuk althans het onrechtmatig handelen te staken en gestaakt te houden, met bepaling van een dwangsom;
(III) Snappet c.s. hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de schade die GEU c.s. door bedoelde auteursrechtinbreuk althans bedoeld onrechtmatig handelen heeft geleden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met bepaling van een dwangsom,
(IV) veroordeling van Snappet c.s. in de overeenkomstig artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te begroten proceskosten, waaronder nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.2.
GEU c.s. legt aan haar vorderingen, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.
2.2.1.
GEU is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die ingevolge haar statuten de collectieve belangen behartigt van educatieve uitgeverijen die leermateriaal ontwikkelen voor diverse vormen van onderwijs. Zij stelt de vorderingen in op grond van artikel 3:305a Burgerlijk Wetboek (BW). De uitgeverijen zijn leden van GEU.
2.2.2.
Snappet c.s. biedt basisscholen een dienst aan waarbij de leerlingen een draagbare tabletcomputer in bruikleen krijgen. Op deze tabletcomputer is door Snappet c.s. ontwikkelde software geïnstalleerd waarmee de leerlingen oefenopgaven kunnen maken. Voor het gebruik van de software wordt een licentievergoeding aan de scholen in rekening gebracht. De oefenopgaven sluiten aan bij uitgaven van de uitgeverijen.
2.2.3.
Snappet c.s. maakt inbreuk op de auteursrechten op de betreffende educatieve uitgaven, die toebehoren aan (telkens een van) de uitgeverijen, doordat zij in haar software auteursrechtelijk beschermde trekken van de leerroutes en leermiddelen van de educatieve uitgaven heeft overgenomen en bewerkt. Het zou betreffen Malmbergs uitgaven Pluspunt, De wereld in getallen, Taal actief, Taaljournaal en Bij de tijd, de Noordhoff-uitgaven Rekenrijk, Taal op maat en Spelling op maat, de Thieme-uitgaven Alles telt, Natuniek en De blauwe planeet en de Zwijsen-uitgaven Taal in beeld en Spelling in beeld.
2.2.4.
GEU c.s. heeft dit toegelicht aan de hand van productie 22, een vergelijking tussen screenshots van een gedeelte van de Snappet software (zwarte achtergrond) en blok 2 van Noordhoffs uitgave Rekenrijk en blok 2 van Zwijsens uitgave Spelling in beeld. In deze productie zijn onder meer de navolgende afbeeldingen opgenomen.
2.2.5.
Subsidiair geldt volgens GEU c.s. dat Snappet c.s. onrechtmatig handelt door, kort gezegd, ten koste van de uitgeverijen aan te haken bij de door hen ontwikkelde leerroutes, met het risico dat de gebrekkige kwaliteit van de dienst van Snappet c.s. afstraalt op de leerroutes van GEU c.s. Snappet c.s. wekt daarbij de suggestie dat zij samenwerkt met de uitgeverijen. Dat laatste blijkt uit de producties 20 en 23.
3. De vorderingen in het incident
3.1.
Aan GEU is op 12 augustus 2013 verlof verleend conservatoir bewijsbeslag te leggen. In het verzoekschrift zijn als gerekwestreerden aangemerkt Snappet c.s. en acht andere partijen. In het verlof is de termijn op grond van artikel 700 Rv bepaald op 28 dagen en de termijn op grond van artikel 1019i Rv op zes maanden. Vervolgens heeft GEU ten laste van Snappet c.s. en telkens twee van de overige acht partijen op 15 augustus 2013 en 19 september 2013 conservatoir bewijsbeslagen gelegd.
3.2.
GEU c.s. vordert in conventie – samengevat – om Snappet c.s. bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen:
(I) om gedurende de looptijd van de procedure te staken en gestaakt te houden elk aanprijzen van haar diensten op zodanige wijze dat daarbij aan de leerroutes van GEU c.s. wordt gerefereerd;
(II) om te gedogen dat GEU c.s. binnen 48 uur na betekening van dit vonnis door tussenkomst van de gerechtelijk bewaarder een kopie verkrijgt van alle bewijsmiddelen waarop door (uitsluitend) GEU op 15 augustus 2013 en 19 september 2013 conservatoir bewijsbeslag is gelegd;
(III) inzage en afschrift te verstrekken van:
a) de volledige inhoud van de huidige versie van de Snappet software en van oude versies daarvan, bestaand uit de daarin opgenomen oefenopgaven, onderverdeeld per leerroute en alle ondersteunende middelen zoals de inhoud van het voor leerkrachten bedoelde 'dashboard';
b) voorbereidende materialen en oefenopgaven die nog niet zijn opgenomen in de huidige versie van de Snappet software applicatie, maar die wel door Snappet c.s. zijn ontwikkeld;
c) Richtlijnen voor de auteurs die Snappet c.s. inschakelt;
d) (digitale) correspondentie en overige (digitale) bescheiden en materialen zoals e-mails, brieven, notulen, presentaties, facturen, orders, orderbevestigingen, betalingsgegevens, klantgegevens en overeenkomsten tussen Snappet en de basisscholen,
een en ander voor zover de onder III genoemde materialen niet door de bewijsbeslagen zijn getroffen;
(IV) inzage en afschrift van de onder III genoemde bewijsmiddelen op een door de rechtbank te bepalen wijze;
(V) met bepaling van een dwangsom en
(VI) veroordeling van Snappet c.s. in de volgens artikel 1019h Rv te begroten proceskosten.
3.3.
GEU c.s. grondt haar vorderingen primair op artikel 843a jo. 1019a Rv en subsidiair op artikel 22 Rv.
3.4.
Snappet c.s. bestrijdt de incidentele vorderingen van GEU c.s. Snappet c.s. vordert op haar beurt in reconventie – zakelijk weergegeven – dat bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
- -
I) GEU zal worden bevolen om de ten laste van Snappet c.s. en van de overige gerekwestreerden gelegde bewijsbeslagen op te heffen;
- -
II) GEU zal worden bevolen om de inbeslaggenomen materialen af te (laten) geven ter vernietiging;
- -
III) GEU c.s. zal worden verboden om op gelijke gronden opnieuw conservatoir bewijsbeslag te doen leggen ten laste van Snappet c.s. en de overige gerekwestreerden;
- -
IV) GEU c.s. zal worden verboden mededelingen aan derden te doen die ertoe strekken dat Snappet c.s. inbreuk maakt op de auteursrechten van GEU c.s.;
zulks telkens op straffe van verbeurte van een dwangsom,
en
- -
V) GEU c.s. zal worden bevolen een rectificatie te sturen ter zake van de mededeling aan derden dat Snappet c.s. inbreuk maakt op de auteursrechten van GEU c.s.;
- -
VI) Met veroordeling van GEU c.s. in de overeenkomstig artikel 1019h Rv te begroten proceskosten.
3.5.
Snappet c.s. stelt zich op het standpunt dat van inbreuk op auteursrechten van GEU c.s. geen sprake is, dat de gelegde bewijsbeslagen ook om andere redenen moeten worden opgeheven, dat het GEU c.s. moet worden verboden opnieuw bewijsbeslag te leggen en met auteursrechten te wapperen en dat zij een spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft. Zij beroept zich op een procesvolmacht van de overige gerekwestreerden (die geen partij in deze procedure zijn) tot het instellen van de incidentele vorderingen in reconventie.
3.6.
GEU c.s. heeft de vorderingen van Snappet c.s. gemotiveerd betwist. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.
4. De beoordeling in het incident in conventie
4.1.
Snappet c.s. bestrijdt de bevoegdheid van GEU om op grond van artikel 3:305a BW de auteursrechten van haar leden te handhaven. Zij wijst er onder meer op dat in de statuten van GEU een toereikende statutaire doelomschrijving ontbreekt. In die doelomschrijving staat, zo stelt Snappet c.s., niets over het handhaven van auteursrechten van de leden of het instellen van een collectieve actie in het algemeen. Ook bestrijdt zij dat sprake is van gelijksoortige belangen. Bij de auteursrechtelijke beoordeling dienen volgens Snappet c.s. specifieke onderdelen van specifieke methodes van bepaalde uitgeverijen te worden vergeleken met specifieke delen van de Snappet software. De belangen zijn daarom bij uitstek individualiseerbaar en slecht collectief te behartigen.
4.2.
In de conclusie van antwoord in reconventie stelt GEU dat zij aan alle vereisten van artikel 3:305a BW voldoet en biedt zij daarvan bewijs aan, maar zij geeft geen, in het licht van deze betwisting vereiste, nadere motivering waarom zij haar bevoegdheid om de auteursrechten van de uitgeverijen te handhaven aan artikel 3:305a BW kan ontlenen. In dit incident kan er daarom bij gebreke van een voldoende motivering niet van worden uitgegaan dat GEU op grond van artikel 3:305a BW bevoegd is de onderhavige auteursrechten te handhaven. Voor zover de incidentele vorderingen zijn ingesteld door GEU dienen zij te worden afgewezen. Vordering II behoeft niet verder te worden onderzocht omdat de bewijsbeslagen uitsluitend door GEU zijn gelegd en vordering II dus uitsluitend aan GEU kan worden toegewezen.
overdracht van auteursrechten aan de uitgeverijen
4.3.
GEU c.s. heeft gesteld dat alle auteurs die aan een uitgave hebben meegewerkt hun rechten hebben overgedragen aan de uitgeverij en dat voor auteurs in dienst van de uitgeverij geldt dat de uitgeverij op grond van artikel 7 Auteurswet (verder: Aw) de auteursrechten bezit. Zij heeft als productie 6 overgelegd auteurs- en arbeidscontracten van, naar zij stelt, alle personen die hebben meegewerkt aan de methodes Rekenrijk en Spelling in beeld. GEU c.s. heeft geen beroep gedaan op het bewijsvermoeden van artikel 4 lid 1 Aw.
4.4.
Snappet c.s. betwist dat de overgelegde overeenkomsten zien op de werken waarop GEU c.s. een beroep doet en zij wijzen erop dat geen overeenkomsten van Thieme en Malmberg zijn overgelegd. In reactie hierop heeft GEU c.s. herhaald dat alle rechten aan de uitgeverijen zijn overgedragen en dat ook Malmberg en Thieme rechthebbenden zijn op hun leerroutes. GEU c.s. heeft hiervan bewijs aangeboden door het overleggen van de relevante overeenkomsten en, zo nodig, volmachten. Zij heeft hiervan echter geen (aanvullend) bewijs overgelegd ofschoon zij daar gelegenheid toe had. In dit incident kan daarom ook niet worden aangenomen dat de auteursrechten op andere uitgaven dan Rekenrijk en Spelling in beeld bij GEU c.s. berusten.
4.5.
De als productie 6 overgelegde overeenkomsten tussen Noordhoff en Zwijsen en auteurs vermelden telkens de werken waarop zij betrekking hebben, waaronder de uitgave Rekenrijk. Voor zover Snappet c.s. heeft willen betwisten dat de overeenkomsten zien op de uitgaven Rekenrijk en Spelling in beeld, zoals GEU c.s. stelt, is die betwisting in dat licht onvoldoende gemotiveerd en wordt deze verworpen. De overgelegde overeenkomsten bevatten voorts bepalingen met de strekking dat het auteursrecht en alle daartoe behorende bevoegdheden worden overgedragen dan wel dat wordt overgedragen het recht om exploitatie van het werk aan derden toe te staan. De betwisting van Snappet c.s. van de stelling dat de auteurs de uitgeverijen het recht hebben gegeven handhavend op te treden is gezien deze bepalingen voorts eveneens onvoldoende gemotiveerd en wordt verworpen.
4.6.
Gezien het voorgaande zijn de door Malmberg en Thieme ingestelde incidentele vorderingen evenmin toewijsbaar en dient toewijzing van de door Noordhoff en Zwijsen ingestelde vordering III te worden beperkt tot bewijsmiddelen met betrekking tot de uitgaven Rekenrijk en Spelling in beeld.
betrokkenheid van Snappet Nederland en Snappet Holding bij de gestelde inbreuken
4.7.
Snappet c.s. voert aan dat Snappet Nederland slechts hardware inkoopt en ter beschikking stelt aan Stichting Snappet en dat de activiteiten van Snappet Holding zich beperken tot financiering, administratieve ondersteuning en management. Deze rechtspersonen zijn, naar zij stelt, niet betrokken bij de door GEU c.s. gestelde inbreuken op auteursrechten.
4.8.
GEU c.s. meent dat Snappet Nederland en Snappet Holding gezien deze activiteiten wel degelijk betrokken zijn bij de inbreuk. Bovendien biedt volgens GEU c.s. Snappet Holding administratieve ondersteuning zodat aannemelijk is dat Snappet Holding de beschikking heeft over bewijsmateriaal waaruit de winst van het concern blijkt.
4.9.
Het standpunt van GEU c.s. dat Snappet Nederland en Snappet Holding betrokken zijn bij de gestelde inbreukmakende (en anderszins onrechtmatige) handelingen moet worden verworpen. De ondersteunende activiteiten van Snappet Nederland en Snappet Holding kunnen niet gelijkgesteld worden met de door GEU c.s. gestelde inbreukmakende en anderszins onrechtmatige handelingen. Er moet dus van worden uitgegaan dat deze partijen niet betrokken zijn bij de rechtsbetrekking die GEU c.s. aan haar vordering III en de overige vorderingen ten grondslag legt.
4.10.
GEU c.s. lijkt in haar laatste conclusie het niet eerder aangevoerde standpunt in te nemen dat vordering III tegen Snappet Holding kan worden toegewezen ook al is zij geen partij bij de rechtsbetrekking, uitsluitend omdat zij als niet betrokken derde relevant bewijsmateriaal met betrekking tot die rechtsbetrekking onder zich heeft. Snappet c.s. heeft daarop evenwel niet kunnen reageren terwijl geen aanleiding bestaat het debat te heropenen uitsluitend om Snappet c.s. de gelegenheid te geven te reageren op deze niet uitgewerkte stelling. Aan deze stelling moet daarom voorbijgegaan worden, daargelaten de juistheid daarvan.
4.11.
Gezien het voorgaande moeten de incidentele vorderingen tegen Snappet Nederland en Snappet Holding worden afgewezen.
De vordering tot inzage en afgifte
4.12.
Te beoordelen is gezien het voorgaande nog slechts of aan Noordhoff en Zwijsen jegens Stichting Snappet en Snappet inzage en afschrift als gevorderd moet worden toegestaan voor zover dit nodig zou zijn voor het bewijs van de gestelde inbreuk op de uitgaven Rekenrijk en Spelling in beeld.
4.13.
Artikel 22 Rv kent slechts bevoegdheden toe aan de rechter. Het artikel biedt geen juridische grondslag waarop partijen vorderingen tot overlegging van bescheiden en/of andere materialen kunnen baseren. De betreffende vorderingen van GEU kunnen derhalve niet op artikel 22 Rv worden gegrond.
4.14.
Een op artikel 843a jo. 1019a Rv gebaseerde vordering is toewijsbaar indien aan een aantal cumulatieve voorwaarden is voldaan. Ten eerste dient de eiser tot exhibitie een rechtmatig belang te stellen en te hebben. Ten tweede moet de vordering “bepaalde bescheiden” betreffen waarover de verweerder daadwerkelijk de beschikking heeft, dan wel betrekking hebben op ander bewijsmateriaal dat zich in de macht van verweerder bevindt. Ten derde dient de eiser tot exhibitie partij te zijn bij de rechtsbetrekking waarop het gevorderde materiaal ziet. Hieronder valt ook de rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad ontstaan. Indien aan deze voorwaarden is voldaan, wordt de vordering tot exhibitie niettemin afgewezen voor zover de bescherming van vertrouwelijke informatie niet is gewaarborgd.
4.15.
Snappet c.s. heeft uitvoerig (haar conclusie van antwoord in het incident telt 95 pagina's) bestreden dat sprake zou van inbreuk op auteursrechten. De kern van haar betoog is dat de overheid in verregaande mate voorschrijft wat leerlingen in het basisonderwijs moeten leren, dat deze doelstellingen door SLO, een door de overheid gefinancierde organisatie, verregaand nader worden geconcretiseerd en dat er daarom weinig ruimte is om af te wijken. De keuzes die resteren zijn volgens Snappet c.s. triviaal. Snappet c.s. wijst erop dat een idee als zodanig niet door het auteursrecht wordt beschermd maar dat het gaat om de concrete vormgeving. Zij bestrijdt dan ook dat sprake zou zijn van auteursrechtelijk beschermde werken van GEU c.s. waaraan zij beschermde elementen heeft ontleend, daargelaten dat naar zij meent GEU c.s. heeft nagelaten concreet aan te geven wat moet worden aangemerkt als de auteursrechtelijk beschermd werken waarop inbreuk zou zijn gemaakt.
4.16.
In het kader van dit incident hoeft niet te worden vastgesteld dat sprake is van inbreuk op een auteursrechtelijk beschermd werk, maar slechts of voldoende aannemelijk is dat van inbreuk op een dergelijk werk sprake is om toewijzing van een op artikel 843a jo. 1019a Rv gebaseerde vordering gerechtvaardigd te achten.
4.17.
De hiervoor afgebeelde voorbeelden maken voldoende aannemelijk dat Snappet c.s. elementen van de opgaven van Noordhoff en Zwijsen heeft overgenomen die niet zijn terug te voeren op overheidsvoorschriften of materiaal van SLO. In zoverre is telkens het werk en de inbreuk, anders dan Snappet c.s. stelt, voldoende concreet aangegeven om het Snappet c.s. mogelijk te maken zich te verweren.
4.18.
Betwijfeld kan worden of de betreffende elementen deel uitmaken van een auteursrechtelijk beschermd werk, maar het kan bepaald niet worden uitgesloten dat in de hoofdprocedure wordt geoordeeld dat zulks het geval is. Voorts heeft Snappet c.s. erkend dat zij in het kader van een pilotproject in 2012 op een - naar zij stelt – 15-tal scholen opgaven uit uitgaven van twee van de uitgeverijen heeft gebruikt. Onder deze omstandigheden is de gestelde inbreuk voldoende aannemelijk om toewijzing van vordering III gerechtvaardigd te achten. Daaraan doet niet af dat, zoals Snappet c.s. stelt, een aantal van de opgaven inmiddels zou zijn gewijzigd omdat dit een inbreuk in het verleden niet ongedaan maakt.
4.19.
De stelling van Snappet c.s. dat GEU c.s. door uitoefening van de auteursrechten van de uitgeverijen de onderwijsmarkt afschermt en aldus in strijd handelt met de artikelen 6 en 24 van de Mededingingswet staat aan toewijzing van de 843a vordering niet in de weg. In de hoofdprocedure zal moeten worden beoordeeld of en op welke wijze inbreuk wordt gemaakt op auteursrechten en in hoeverre in het concrete geval uitoefening van die rechten door Noordhoff en Zwijsen zich verdraagt met de genoemde bepalingen. Vooralsnog kan niet worden geoordeeld dat het daarmee in strijd is. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat uitoefening van intellectuele eigendomsrechten slechts in uitzonderlijke gevallen in strijd met het mededingingsrecht wordt geoordeeld (vergelijk HvJEG 29 april 2004, zaak C-418/01 onder 34).
4.20.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben Noordhoff en Zwijsen rechtmatig belang bij overlegging van het materiaal genoemd onder IIIa, omdat zij aan de hand van dit materiaal mogelijk kunnen aantonen dat Stichting Snappet en Snappet inbreuk maken op hun auteursrechten. Ofschoon zij menen dat de inbreuk al volgt uit de als productie 22 overgelegde vergelijking, zou mogelijk in de hoofprocedure geoordeeld kunnen worden dat daaruit geen inbreuk op een auteursrechtelijk beschermd werk is af te leiden terwijl dit wel zou kunnen blijken uit het onder IIIa genoemde materiaal. Ook is het materiaal naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende bepaald en wordt niet betwist dat het zich bevindt in de macht van Stichting Snappet en Snappet. Snappet c.s. voert aan dat zij bereid is delen van het platform aan GEU c.s. te tonen. Aan het belang doet dit niet af omdat Noordhoff en Zwijsen geen genoegen hoeven te nemen met een door Snappet c.s. gemaakte selectie van het materiaal.
4.21.
De rechtbank ziet geen reden aan te nemen dat het onder IIIa genoemde materiaal als vertrouwelijke informatie moet worden aangemerkt. Voor zover Snappet c.s. dit heeft willen stellen, heeft zij die stelling onvoldoende gemotiveerd.
4.22.
Het voorgaande geldt evenzeer voor de onder IIIb vermelde voorbereidende materialen en oefenopgaven en de onder IIIc gevorderde richtlijnen voor de auteurs. Dat het voorbereidend materiaal, zoals Snappet c.s. aanvoert, nooit aan scholen is aangeboden en mogelijk ook nooit gebruikt gaat worden neemt niet weg dat daaruit inbreuk of dreigende inbreuk op de auteursrechten van Noordhoff en Zwijsen kan blijken. Voorts is niet in te zien dat de richtlijnen voor de auteurs slechts van belang zouden kunnen zijn indien wordt toegekomen aan de vaststelling van eventuele schade, zoals Snappet c.s. stelt.
4.23.
Het gevorderde onder IIId omvat in feite de gehele bedrijfsadministratie. Op dit punt zijn de gevorderde bescheiden onvoldoende bepaald. Dit deel van de vordering dient te worden afgewezen.
4.24.
De 843a-vordering is gezien deze beoordeling toewijsbaar als hierna vermeld. Nu de vordering tot inzage in de inbeslaggenomen materialen wordt afgewezen, zal van de verplichting tot het verschaffen van inzage niet worden uitgesloten datgene wat onder het bewijsbeslag valt. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding te bepalen dat voor het verkrijgen van de inzage inloggegevens voor het Snappet-platform dienen te worden afgegeven. Daarmee zouden Noordhoff en Zwijsen feitelijk inzage verkrijgen buiten de hierna te stellen grenzen terwijl de op te leggen dwangsom, ook al wordt deze ten opzichte van het door GEU c.s. gevorderde gematigd, voldoende moet geacht om te verzekeren dat Stichting Snappet en Snappet al het relevante materiaal aan Noordhoff en Zwijsen zullen afgeven.
4.25.
GEU c.s. heeft gevorderd Snappet c.s. te veroordelen tot exhibitie van de betreffende materialen binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis. Snappet c.s. heeft betoogd dat zij de materialen moet selecteren, dat er materiaal van de software moet worden gescheiden en dat zij daarvoor zeker een paar weken de tijd nodig heeft. Zij bepleit dat aan haar een termijn van twaalf weken wordt gegund. Deze termijn acht de rechtbank ruimer dan noodzakelijk. Aan Stichting Snappet en Snappet zal een termijn worden gegund van acht weken om aan de veroordeling te voldoen.
4.26.
Snappet c.s. heeft verzocht te bepalen dat zij het gevorderde materiaal slechts hoeft af geven nadat de kosten daarvan door GEU c.s. zijn vergoed conform artikel 843a lid 1 Rv. Die kosten zullen inderdaad aan Snappet c.s. moeten worden vergoed maar de rechtbank ziet geen aanleiding te bepalen dat niet aan de veroordeling hoeft te worden voldaan zolang de kosten niet zijn betaald. Te voorzien is dat in dat geval afgifte van het materiaal zou uitblijven omdat partijen het niet eens kunnen worden over de kosten. Nu Snappet c.s. ook geen beredeneerde schatting van de kosten heeft gegeven, acht de rechtbank het niet gerechtvaardigd dat afgifte achterwege blijft in afwachting van een vaststelling van de hoogte van de kosten.
4.27.
Snappet c.s. heeft verzocht bij toewijzing van de 843a-vordering hoger beroep van het vonnis open te stellen en het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren omdat GEU c.s. daarmee veel vertrouwelijke informatie en know how in handen zou krijgen en dit niet ongedaan kan worden gemaakt. De rechtbank ziet daartoe geen aanleiding omdat niet kan worden aangenomen dat het af te geven materiaal als vertrouwelijke informatie moet worden aangemerkt.
4.28.
Voor zover Snappet c.s. nog beroep heeft gedaan op de aanwezigheid van gewichtige redenen als bedoeld in het vierde lid van artikel 843a Rv zien zij over het hoofd dat dit lid in een geval als het onderhavige niet van toepassing is (artikel 1019a lid 3 Rv).
provisionele vordering sub I
4.29.
Het staat Snappet c.s. in beginsel vrij bij het aanprijzen van haar dienstverlening te refereren aan de leerroutes van de uitgeverijen door de mededeling dat haar diensten aansluiten bij deze leerroutes, ook indien dat mogelijk ongunstige gevolgen heeft voor GEU c.s. Enige onrechtmatigheid is daarin niet te ontdekken. Dat Snappet c.s. derden in strijd met de waarheid zou meedelen dat zij samenwerkt met GEU c.s., is uit de producties 20 en 23 van GEU c.s. niet af te leiden. Toereikende motivering voor toewijzing van deze vordering ontbreekt aldus, zodat de vordering moet worden afgewezen.
5. De beoordeling in het incident in reconventie
opheffing van de bewijsbeslagen (vorderingen I en II)
5.1.
Uit hetgeen hiervoor onder 4.1 en 4.2 is overwogen volgt dat niet kan worden aangenomen dat GEU, zoals zij in haar verzoekschrift tot het verkrijgen van verlof voor beslaglegging heeft gesteld, op grond van artikel 3:305a BW gerechtigd was de conservatoire bewijsbeslagen te leggen ter bescherming van de auteursrechten van de uitgeverijen, zodat de beslagen al om die reden dienen te worden opgeheven. Daarvoor lijkt overigens ook alle aanleiding te bestaan nu niet tegen alle gerekwestreerden, ten laste van wie de beslagen zijn gelegd, een eis in de hoofdzaak is ingesteld1.en verlof voor het repeterende beslag op 19 september 2013 ontbreekt. De eis in de hoofdzaak is bovendien naar zich laat aanzien niet ingesteld binnen de op grond van artikel 700 Rv gestelde termijn van 28 dagen na het leggen van de beslagen. Gesteld noch gebleken is dat de termijn is verlengd. Een en ander leidt tot verval van de beslagen. GEU heeft zich over dit bezwaar nog niet uitgelaten. Er is echter geen reden haar daartoe gelegenheid te geven nu de beslagen al moeten worden opgeheven omdat niet blijkt van haar bevoegdheid handhavend op te treden.
5.2.
GEU kan de beslagen voor zover vereist (namelijk voor het geval deze nog niet van rechtswege zijn vervallen) opheffen door een daartoe strekkende mededeling te doen aan de partijen ten laste van wie de beslagen zijn gelegd en aan de gerechtelijke bewaarder van de inbeslaggenomen materialen. Anders dan door Snappet c.s. gevorderd zal niet worden bepaald dat de inbeslaggenomen materialen dienen te worden afgegeven aan een door Snappet c.s. aan te wijzen deurwaarder ter vernietiging maar aan de partij bij wie het materiaal in beslag is genomen. Deze kan vervolgens dat materiaal desgewenst zelf vernietigen. Welk belang Snappet c.s. heeft bij afgifte aan een deurwaarder is niet in te zien en dit is nodeloos gecompliceerd.
5.3.
De door Snappet c.s. gevorderde dwangsom wordt gematigd.
verbod op herhaalde beslaglegging
5.4.
Voor een verbod om (opnieuw) beslag te leggen is slechts bij uitzondering plaats. Daarvoor bestaat met name reden indien een herhaald beslag als misbruik van recht moet worden aangemerkt. Vooralsnog bestaat echter geen aanleiding om aan te nemen dat dergelijk misbruik van recht is gemaakt of dreigt te worden gemaakt, temeer niet nu de voorzieningenrechter bij een hernieuwd verzoek tot verlof voor beslaglegging over de voorgeschiedenis geïnformeerd zal dienen te worden en deze in zijn beoordeling zal betrekken. De onderhavige vordering wordt daarom afgewezen.
wapperverbod en rectificatie
5.5.
Thans is nog onduidelijk of de oefenopgaven zoals aangeboden door Snappet c.s. inbreuk vormen op auteursrechten van de uitgeverijen. Derhalve handelt GEU c.s. niet onrechtmatig indien zij aan derden meedeelt dat dit naar haar mening het geval is. Voor een wapperverbod bestaat pas aanleiding indien GEU c.s. deze mededeling tegen beter weten zou doen. Overigens bestrijdt GEU c.s. dat zij derden zou waarschuwen dat Snappet c.s. inbreuk op haar auteursrechten zou maken en heeft Snappet c.s. het tegendeel niet onderbouwd. Voor zover Malmberg aan derden heeft laten weten dat inbreuk op auteursrechten wordt vermoed en dat om die reden een procedure is gestart, kan de onrechtmatigheid daarvan al geheel niet worden ingezien. De vorderingen worden derhalve afgewezen.
6. Proceskosten van het incident
Mede gezien de complexiteit van de berekening van de proceskosten van het incident en de aanzienlijke overlap met de in het kader van de hoofdprocedure te verrichten werkzaamheden, is het wenselijk dat partijen zich hierover nader uitlaten. De beslissing omtrent de proceskosten zal daarom worden aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaak.
7. De beslissing
De rechtbank:
in het incident in conventie tussen Noordhoff en Zwijsen enerzijds en Stichting Snappet en Snappet anderzijds
7.1.
veroordeelt Stichting Snappet en Snappet binnen 8 weken na betekening van dit vonnis Noordhoff en Zwijsen inzage in en afschrift te verstrekken van:
- a.
de volledige inhoud van de huidige versie van de Snappet software en van oude versies daarvan, voor zover het betreft alle daarin opgenomen oefenopgaven en alle ondersteunende middelen, zoals de inhoud van het voor leerkrachten bedoelde dashboard, die aansluiten op uitgaven Rekenrijk en Spelling in beeld;
- b.
voorbereidende materialen en oefenopgaven die aansluiten op de uitgaven Rekenrijk en Spelling in beeld die nog niet zijn opgenomen in de huidige versie van de Snappet software applicatie, maar die wel door Stichting Snappet en Snappet zijn ontwikkeld;
- c.
Richtlijnen voor de auteurs die Stichting Snappet en Snappet inschakelen voor het ontwikkelen van de onder a en b bedoelde oefenopgaven, middelen en materialen;
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- per dag of gedeelte daarvan dat zij hiermee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft, tot een maximum van € 1.000.000,--;
7.2.
houdt de beslissing met betrekking tot de proceskosten aan tot de beslissing in de hoofdzaak;
7.3.
verklaart de veroordeling onder 7.1 voor zover nodig uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
wijst het incidenteel meer of anders gevorderde af;
in het incident in conventie tussen Noordhoff en Zwijsen enerzijds en Snappet Nederland en Snappet Holding anderzijds
7.5.
wijst de vorderingen af;
7.6.
houdt de beslissing met betrekking tot de proceskosten aan tot de beslissing in de hoofdzaak;
in het incident in conventie tussen GEU, Malmberg en Thieme enerzijds en Snappet c.s. anderzijds
7.7.
wijst de vorderingen af;
7.8.
houdt de beslissing met betrekking tot de proceskosten aan tot de beslissing in de hoofdzaak;
in het incident in reconventie tussen Snappet c.s. enerzijds en GEU anderzijds
7.9.
beveelt GEU de ten laste van Snappet c.s. en de overige gerekwestreerden gelegde bewijsbeslagen binnen één week na betekening van dit vonnis op te heffen en hetgeen in beslag is genomen te doen afgeven aan Snappet c.s. onder gelijktijdige toezending van kopieën van de schriftelijke instructies tot opheffing aan de advocaat van Snappet c.s. op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- voor elke dag dat opheffing uitblijft, met een maximum van € 1.000.000,--;
7.10.
houdt de beslissing met betrekking tot de proceskosten aan tot de beslissing in de hoofdzaak;
7.11.
verklaart de veroordeling onder 7.9 voor zover nodig uitvoerbaar bij voorraad;
7.12.
wijst het incidenteel meer of anders gevorderde af;
in het incident in reconventie tussen Snappet c.s. enerzijds en Malmberg, Noordhoff, Thieme en Zwijsen anderzijds
7.13.
wijst het incidenteel gevorderde af;
7.14.
houdt de beslissing met betrekking tot de proceskosten aan tot de beslissing in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak
7.15.
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 24 september 2014 voor conclusie van antwoord;
7.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.G.J. de Heij en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 13‑08‑2014