Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 tot vaststelling van eenvormige praktische regelingen voor de uitvoering van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 wat officiële controles betreft
Artikel 4 De aard en de frequentie van de audittaken
Geldend
Geldend vanaf 06-06-2019
- Bronpublicatie:
15-03-2019, PbEU 2019, L 131 (uitgifte: 17-05-2019, regelingnummer: 2019/627)
- Inwerkingtreding
06-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-03-2019, PbEU 2019, L 131 (uitgifte: 17-05-2019, regelingnummer: 2019/627)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
Dierenrecht / Veterinair recht
1.
De aard en de frequentie van de audittaken met betrekking tot individuele inrichtingen hangen af van het beoordeelde risico. De bevoegde autoriteiten beoordelen daartoe regelmatig:
- a)
de risico's voor de menselijke gezondheid en, indien van toepassing, de diergezondheid;
- b)
de aspecten in verband met het dierenwelzijn, in geval van slachthuizen;
- c)
het type en de productie van de uitgevoerde processen;
- d)
de voorgeschiedenis van de exploitant van het levensmiddelenbedrijf met betrekking tot de naleving van de levensmiddelenwetgeving.
2.
Indien exploitanten van levensmiddelenbedrijven die deel uitmaken van de voedselketen aanvullende maatregelen nemen om de voedselveiligheid te waarborgen, via geïntegreerde of particuliere controlesystemen, certificaten van onafhankelijke derden, of andere middelen, en deze maatregelen gedocumenteerd zijn en de betrokken dieren duidelijk identificeerbaar zijn, kunnen bevoegde autoriteiten met dergelijke maatregelen rekening houden bij de uitvoering van inspectietaken voor de evaluatie van goede hygiënische praktijken en de HACCP-procedures.