Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3A:20d Reikwijdte opschorting en motivering
Geldend
Geldend vanaf 21-12-2021
- Bronpublicatie:
15-12-2021, Stb. 2021, 632 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken: 35908)
- Inwerkingtreding
21-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2021, Stb. 2021, 633 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De Nederlandsche Bank betrekt bij haar afweging of zij tot opschorting besluit in ieder geval:
- a.
de gevolgen die de opschorting kan hebben voor het ordelijk functioneren van de financiële markten; en
- b.
de rechten van de schuldeisers die zij zouden hebben gehad indien de entiteit onmiddellijk voorafgaand aan een besluit als bedoeld in artikel 3A:20b, eerste lid, in een faillissement zou zijn geliquideerd.
2.
De Nederlandsche Bank kan de opschorting beperken tot bepaalde betalingsverplichtingen en leveringsverplichtingen, alsook, ingeval zij betalingsverplichtingen voortvloeiend uit in aanmerking komende deposito’s als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 4, van de richtlijn depositogarantiestelsels opschort, besluiten dat depositohouders toegang hebben tot een door de Nederlandsche Bank te bepalen bedrag per dag van deze deposito’s.
3.
De Nederlandsche Bank schort betalingsverplichtingen of leveringsverplichtingen die voortvloeien uit in aanmerking komende deposito’s als bedoeld in het tweede lid, in het bijzonder betalingsverplichtingen of leveringsverplichtingen die voortvloeien uit gegarandeerde deposito’s van natuurlijke personen en micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen, slechts dan op wanneer dat gepast is als bedoeld in artikel 33 bis, tweede lid, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen.