Rb. Den Haag, 24-01-2013, nr. AWB 12/5245
ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ1701
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
24-01-2013
- Zaaknummer
AWB 12/5245
- LJN
BZ1701
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ1701, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 24‑01‑2013; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Belastingblad 2013/117 met annotatie van J.P. Kruimel
V-N 2013/19.31 met annotatie van Redactie
Uitspraak 24‑01‑2013
Inhoudsindicatie
In de BIZ-Verordening is geen subsidie-ontvanger aangewezen waarmee een uitvoeringsovereenkomst wordt gesloten, inhoudende dat de subsidie-ontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend. Gesteld noch gebleken is dat de uitvoeringsovereenkomst met terugwerkende kracht is aangepast. Hoofdstuk II "Belastingbepalingen" van de Verordening is onverbindend.
Partij(en)
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/5245
uitspraak van de meervoudige kamer van 24 januari 2013 in de zaak tussen
[X], h.o.d.n. [Y], wonende te [Z], eiser
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Alphen aan den Rijn, verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 31 januari 2012 een aanslag BIZ-bijdrage voor het jaar 2012 ten bedrage van € 400 opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 juni 2012 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2012 te Den Haag.
Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder zijn verschenen
[A] en [B].
Op 15 oktober 2012 is het vooronderzoek heropend en heeft de rechtbank de zaak ter verdere behandeling verwezen naar de meervoudige kamer. Partijen hebben vervolgens schriftelijk ingestemd met het achterwege laten van een nadere zitting.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Feiten
- 1.
De gemeenteraad van Alphen aan den Rijn heeft op 8 december 2011 de Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone centrumgebied 2012 (de Verordening) vastgesteld. De Verordening is gebaseerd op de Experimentenwet BI-zones. Bij de Verordening is een Bedrijven Investeringszone (de BIZ) ingesteld.
- 2.
Voor de uitvoering van de activiteiten in de BIZ hebben de gemeente Alphen aan den Rijn en de Stichting Verenigde Ondernemers Centrum Alphen aan den Rijn (de Stichting) in 2011 een uitvoeringsovereenkomst gesloten. Deze uitvoeringsovereenkomst is naar aanleiding van de uitspraak van Rechtbank Assen van 29 maart 2012 (nr. 11/1338, LJN: BW0841) bij besluit van 15 mei 2012 gewijzigd. De wijziging houdt in dat in de overeenkomst is opgenomen dat de subsidie-ontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie wordt verstrekt.
- 3.
Eiser was op 1 januari 2012 gebruiker van de onroerende zaak gelegen aan de [adres] (het pand). Het pand betreft een winkel-/verkoopruimte en dient niet in hoofdzaak tot woning. Het pand is gelegen in het bij de Verordening aangewezen gebied waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven.
- 4.
Verweerder heeft op grond van de Verordening aan eiser een aanslag BIZ-bijdrage voor 2012 opgelegd.
Geschil
- 5.
In geschil is of verweerder aan eiser terecht de aanslag BIZ-bijdrage 2012 heeft opgelegd.
- 6.
Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslag BIZ-bijdrage. Er hebben geen activiteiten plaatsgevonden waarvoor de BIZ-bijdrage is bedoeld, zodat de BIZ-bijdrage ten onrechte geheven is. Verder stelt eiser dat het gebied waarin het pand is gelegen ten onrechte als BI-zone is aangewezen, nu er steeds meer sprake is van leegstand in het gebied. Ook is sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel.
- 7.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep en heeft de stellingen van eiser gemotiveerd weersproken.
- 8.
Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
- 9.
De Experimentenwet BI-zones is tot stand gekomen bij wet van 19 maart 2009 (Stb. 2009, 165), houdende tijdelijke regels voor experimenten met een gebiedsgerichte bestemmingsheffing ten behoeve van aanvullende activiteiten van samenwerkende ondernemers mede in publiek belang (de Wet).
- 10.
Artikel 1, eerste lid, van de Wet bepaalt dat de gemeenteraad onder de naam BIZ-bijdrage een heffing kan instellen ter zake van binnen een bepaald gebied in de gemeente (BI-zone) gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen. Volgens het tweede lid van dit artikel is de BIZ-bijdrage een belasting die strekt ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone. De BIZ-bijdrage wordt geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de BI-zone gelegen onroerende zaken, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken, aldus het derde lid.
- 11.
In de in de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 2007/2008, 31 430, nr. 3, pag. 20) wordt artikel 1 van de Wet als volgt toegelicht:
"Dit artikel bevat de expliciete bevoegdheid de belasting op te leggen zoals die wordt geëist door artikel 132, zesde lid, van de Grondwet, geeft de belastinggrondslag en karakteriseert de belasting als een bestemmingsheffing. De heffingsverordening zal nader moeten specificeren om welk gebied het gaat, welke activiteiten worden uitgevoerd, welke vereniging of stichting deze activiteiten uit zal voeren, welke kosten hieraan verbonden zijn en wat de hoogte van de heffing zal bedragen. Ook worden eisen gesteld aan het soort te subsidiëren activiteiten, naar verwachting vooral op het gebied van leefbaarheid, ruimtelijke kwaliteit en veiligheid (zie ook paragraaf 7.1.2 in het algemene deel). Een belangrijke beperking is ook dat het moet gaan om behartiging van een publiek belang in de openbare ruimte. (…)".
- 12.
Artikel 7 van de Wet bepaalt:
"1.
De opbrengst van de belasting wordt als subsidie verstrekt aan de bij de verordening aangewezen vereniging of stichting. De perceptiekosten kunnen hierop in mindering worden gebracht.
2.
De verordening wijst uitsluitend als vereniging of stichting aan:
- a.
een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid:
1° waarvan alle beoogde bijdrageplichtigen lid zijn of dit desgewenst met onmiddellijke ingang kunnen worden,
2° waarvan de contributie op jaarbasis niet hoger is dan € 50,-, en
3° die als statutaire doelstelling uitsluitend heeft het uitvoeren van activiteiten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, of
- b.
een stichting:
1° waarvan ten minste tweederde van de leden van het bestuur bestaat uit beoogde bijdrageplichtigen, en
2° die als statutaire doelstelling uitsluitend heeft het uitvoeren van activiteiten als bedoeld in artikel 1, tweede lid.
3.
In aanvulling op het tweede lid wijst de verordening uitsluitend een vereniging of stichting aan waarmee de gemeente ter uitvoering van de verordening een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht heeft gesloten, waarin is bepaald dat de subsidie-ontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie wordt verstrekt.
4.
De raad stelt bij verordening de nodige regels, met inbegrip van de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de subsidie wordt verstrekt."
- 13.
Artikel 4:36, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat in de overeenkomst kan worden bepaald dat de subsidie-ontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.
- 14.
De stelling van eiseres dat geen activiteiten hebben plaatsgevonden stelt de rechtbank voor de vraag of de gemaakte afspraken tussen de gemeente Alphen aan den Rijn en de Stichting in lijn zijn met de wettelijke bepalingen. De gemeenteraad van de gemeente Alphen aan den Rijn heeft in de Verordening de Stichting aangewezen als subsidieontvangende stichting als bedoeld in artikel 7 van de Wet. De gemeente Alphen aan den Rijn heeft met de Stichting een uitvoeringsovereenkomst gesloten. Verweerder heeft ter zitting beaamd dat ten tijde van het opleggen van de aanslag BIZ-bijdrage aan eiser in de uitvoeringsovereenkomst geen bepaling was opgenomen die de Stichting verplichtte de in die overeenkomst genoemde activiteiten te verrichten. Dat een dergelijke afdwingbepaling bij besluit van 15 mei 2012 alsnog in de uitvoerings-overeenkomst is opgenomen doet daar niet aan af. Gesteld noch gebleken is dat de uitvoeringsovereenkomst met terugwerkende kracht is aangepast. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat in de Verordening geen vereniging of stichting is aangewezen waarmee een uitvoeringsovereenkomst is gesloten waarin is bepaald dat de subsidie-ontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.
- 15.
Uit het voorgaande volgt dat niet is voldaan aan de door de formele wetgever in het bepaalde in artikel 7, derde lid van de Wet neergelegde voorwaarde voor de BIZ-heffing. Dit heeft naar het oordeel van de rechtbank tot gevolg dat geen BIZ-heffing kan plaatsvinden. De rechtbank acht Hoofdstuk II “Belastingbepalingen” van de verordening daarom in zijn geheel onverbindend. Voor het heffen van een BIZ-bijdrage bestaat derhalve geen wettelijke grondslag. De rechtbank zal daarom zowel de uitspraak op bezwaar als de aanslag BIZ-bijdrage vernietigen. Eisers overige beroepsgronden behoeven geen behandeling meer.
- 16.
Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
- 17.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
vernietigt de aanslag BIZ-heffing en bepaalt dat deze uitspraak in zo verre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- -
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 42 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. Braun, voorzitter, mr. M.A. Dirks en
mr. I. Obbink-Reijngoud, leden, in aanwezigheid van mr. M. Molenaar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
- 1.
- bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
- 2.
- het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
- a.
de naam en het adres van de indiener;
- b.
een dagtekening;
- c.
een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
- d.
de gronden van het hoger beroep.