Einde inhoudsopgave
Pensioenbesluit politieke gezagdragers BES
Artikel 3a
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van de Pensioenregeling politieke gezagdragers, zoals gewijzigd bij het Aanpassingsbesluit openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (27-09-2010, Stb. 366). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
23-09-2010, Stb. 2010, 406 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Pensioenen / Bijzondere onderwerpen pensioenen
1.
De betrokkene die recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 2, is verplicht:
- a.
in voldoende mate te trachten passende arbeid te vinden;
- b.
aangeboden passende arbeid te aanvaarden;
- c.
mee te werken aan activiteiten die bevorderlijk zijn voor inschakeling in de arbeid.
2.
De betrokkene voorkomt dat hij:
- a.
door eigen toedoen geen passende arbeid verkrijgt;
- b.
door eigen toedoen passende arbeid opgeeft;
- c.
eisen stelt die het aanvaarden of verkrijgen van passende arbeid belemmeren.
3.
Onder passende arbeid wordt verstaan alle arbeid die voor de krachten en de bekwaamheden van de betrokkene is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. Of arbeid passend is wordt in ieder geval bepaald door:
- a.
de aard van de arbeid, in relatie tot de eerder verrichte arbeid, een eerder uitgeoefend beroep of opgedane werkervaring;
- b.
het opleidingsniveau van de betrokkene;
- c.
de reistijd naar en van het werk;
- d.
het geboden loon;
- e.
het werkloosheidsrisico.
4.
Het bevoegde gezag is verantwoordelijk voor het in overleg met de betrokkene opstellen van een plan voor het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid, waarin de activiteiten zijn opgenomen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld omtrent:
- a.
de onderdelen van het plan;
- b.
een tegemoetkoming voor de in het plan opgenomen activiteiten anders dan begeleiding;
- c.
de eisen die worden gesteld aan de organisatie die het plan opstelt.
5.
Dit artikel is niet van toepassing op de betrokkene die:
- a.
- b.
recht heeft op een voortgezette uitkering ingevolge artikel 5.
6.
Dit artikel is niet van toepassing gedurende de eerste drie maanden na het aftreden van de betrokkene.