ABRvS, 04-04-2011, nr. 201010623/2/R3
ECLI:NL:RVS:2011:BQ1022
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
04-04-2011
- Zaaknummer
201010623/2/R3
- LJN
BQ1022
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2011:BQ1022, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 04‑04‑2011; (Voorlopige voorziening)
- Wetingang
Wet ruimtelijke ordening; art. 19j Natuurbeschermingswet 1998
- Vindplaatsen
JOM 2011/812
Uitspraak 04‑04‑2011
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 14 september 2010 heeft het college het wijzigingsplan "Vergroting bouwblok [locatie] Huijbergen" vastgesteld.
Partij(en)
201010623/2/R3.
Datum uitspraak: 4 april 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de vereniging Milieuvereniging Benegora, gevestigd te Bergen op Zoom, en de vereniging Milieu- en Natuurvereniging Namiro, gevestigd te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht (hierna: de milieuverenigingen),
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Woensdrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 september 2010 heeft het college het wijzigingsplan "Vergroting bouwblok [locatie] Huijbergen" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de milieuverenigingen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 november 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 1 december 2010.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 januari 2011, hebben de milieuverenigingen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De milieuverenigingen en het college hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 maart 2011, waar de milieuverenigingen, vertegenwoordigd door L. Zwiers, secretaris van milieuvereniging Benegora, bijgestaan door mr. J.E. Dijk, advocaat te Haarlem, en het college, vertegenwoordigd door C.C.W. Soffers en M.L.A. Verhoeven, beiden werkzaam bij de gemeente, en ir. J.J.A. van Mierlo, werkzaam bij de regionale milieudienst West-Brabant, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door ir. A.C.H.M. Commissaris, als belanghebbende verschenen.
2. Overwegingen
2.1.
Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.
Het plan voorziet in een uitbreiding van een agrarisch bouwvlak van 0,975 naar 1,475 hectare ten behoeve van de pluimveehouderij van [belanghebbende] op het perceel [locatie] te Huijbergen.
2.3.
De milieuverenigingen stellen dat de uitbreiding van de pluimveehouderij een forse toename van de ammoniakemissie op het nabijgelegen Natura 2000-gebied Brabantse Wal tot gevolg heeft en dat de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) aan de uitvoering van het plan in de weg staat. Voorts is van een duurzame locatie als bedoeld in de Verordening Ruimte van de provincie volgens hen geen sprake en zij betogen dat het bouwvlak daarom ten onrechte is vergroot.
Het college heeft bij besluit van 25 november 2010, gepubliceerd op 8 december 2010, een bouwvergunning eerste fase verleend voor de uitbreiding. De milieuverenigingen hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Om te voorkomen dat bij het nemen van een besluit op het bezwaar getoetst wordt aan het wijzigingsplan, hebben de milieuverenigingen verzocht om schorsing van dit plan.
Anders dan de raad stelt, hebben de milieuverenigingen een spoedeisend belang bij hun verzoek. Indien het wijzigingsplan niet wordt geschorst, blijft dit het toetsingskader voor het besluit op het bezwaar tegen de verleende vergunning. Indien het wijzigingsplan wordt geschorst, moet het besluit op bezwaar worden getoetst aan het ter plaatse geldende bestemmingsplan waarin de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen. Dat het bezwaarschrift van de milieuverenigingen mogelijk te laat is ingediend, doet hieraan niet af. De vraag of dat zo is, kan in die procedure aan de orde komen, doch ligt thans niet ter beoordeling voor.
2.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat voor de uitvoerbaarheid van het plan externe saldering van de stikstofdepositie dient plaats te vinden in verband met de toename van de ammoniakemissie van 4.881,3 kg/jaar naar 8.922,7 kg/jaar. Op de rand van het nabijgelegen Natura 2000-gebied varieert de toename van 2,1 tot 2,9 mol/ha/jaar.
Het college stelt dat deze externe saldering zal plaatsvinden door gebruik te maken van de zogenoemde depositiebank van de provincie Noord-Brabant. De saldering van de toename van de ammoniakemissie met de afname van de ammoniakemissie van bedrijven waarvan de vergunning is ingetrokken, zoals geregistreerd in de depositiebank, is een mitigerende maatregel die ertoe leidt dat zich geen significante gevolgen voordoen voor het Natura 2000-gebied, waardoor een passende beoordeling niet nodig is, aldus het college.
De milieuverenigingen stellen zich echter op het standpunt dat salderen via de depositiebank van de provincie niet voldoende is, omdat de omstandigheid dat andere agrarische bedrijven zijn gestopt of hun ammoniakdepositie hebben verminderd en dit hebben laten registreren in de depositiebank, niet kan worden beschouwd als een maatregel die in samenhang is genomen met de uitbreiding van de pluimveehouderij. Volgens de milieuverenigingen is van enige samenhang in dit geval geen sprake. Het betreft veeleer een toevallige omstandigheid dat elders een agrarisch bedrijf is gestopt, waarvan de pluimveehouderij kan profiteren. Hierdoor staat volgens de milieuverenigingen niet buiten twijfel vast dat externe saldering van de stikstofdepositie kan plaatsvinden, dat geen significante gevolgen zullen ontstaan en dat geen passende beoordeling nodig is.
2.5.
De vragen of externe saldering kan plaatsvinden en of saldering ertoe leidt dat geen passende beoordeling nodig is, doen zich niet enkel voor in het kader van de vergunningverlening op grond van de Nbw 1998, maar ook bij de toetsing van het besluit tot het vaststellen van een plan, gelet op artikel 19j van de Nbw 1998. De voorzitter is, mede naar aanleiding van het verhandelde ter zitting, van oordeel dat de beantwoording van de voorliggende rechtsvragen nader onderzoek vereist waarvoor de voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent. Voorts is ter zitting gebleken dat ten tijde van het vaststellen van het besluit uitsluitend saldering van de ammoniakdepositie in het kader van de Habitatrichtlijn is onderzocht. Niet is onderzocht in hoeverre saldering van de ammoniakdepositie in het kader van de Vogelrichtlijn kan plaatsvinden. Verder is ter zitting door de maatschap Van Hooijdonk te kennen gegeven dat niet eerder met de bouw van de nieuwe stal wordt begonnen dan nadat de uitspraak in de bodemprocedure is gedaan.
2.6.
Gelet op de betrokken belangen ziet de voorzitter in het voorgaande dan ook aanleiding het verzoek toe te wijzen en de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.7.
Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
- I.
schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Woensdrecht van 14 september 2010, waarbij het wijzigingsplan "Vergroting bouwblok [locatie] Huijbergen" is vastgesteld;
- II.
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Woensdrecht tot vergoeding van bij de vereniging Milieuvereniging Benegora en de vereniging Natuur- en Mileuvereniging Namiro in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
- III.
gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Woensdrecht aan de vereniging Milieuvereniging Benegora en de vereniging Natuur- en Milieuvereniging Namiro het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Pikart-van den Berg
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2011
350-679.