NJ 1932, p. 1410
Gewijsde zaak. Ambtshalve toepassing? Conventie, reconventie, incidenteel appèl. Verhooging ex art. 1638 q B. W. Compensatie. Tegenstrijdige vonnissen.
HR 30-06-1932, ECLI:NL:HR:1932:30, m.nt. Prof. E. M. Meijers
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 juni 1932
- Magistraten
Mrs. Fentener van Vlissingen, Visser, van den Dries, van Gelein Vitrlnga, Kranenburg
- Zaaknummer
[30061932/NJ_1932,_p._1410]
- Conclusie
Mr. Tak
- Noot
Prof. E. M. Meijers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS103347:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1932:30, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑06‑1932
- Wetingang
(BW art. 1638q, 1639r, 1954; Rv art. 250-253, 339, 427.)
Essentie
Gewijsde zaak. Ambtshalve toepassing? Conventie, reconventie, incidenteel appèl. Verhooging ex art. 1638 q B. W. Compensatie. Tegenstrijdige vonnissen.
Samenvatting
[ Vordering loon ad f 1500 en schadeloosstelling ex art. 1639 r B. W. ad f 50,000. Werkgever vordert in reconventie, na zich in conventie op compensatie te hebben beroepen, schadeloosstelling ad f 50,000 — ƒ 1500. Beslissing Kantonrechter, dat geen dringende reden, tot ontslag aanwezig was, doch dat werkgever wel, ingevolge het contract tot dadelijke beëindiging der dienstbetrekking bevoegd was. Derhalve in conventie toewijzing der loonvordering en overigens, voor zoover niet-ontvankelijk, ontzegging. Hooger beroep van oorspr. eischer (werknemer). ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.