HR, 11-10-2011, nr. 10/01703
ECLI:NL:HR:2011:BR2892
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11-10-2011
- Zaaknummer
10/01703
- Conclusie
Mr. Aben
- LJN
BR2892
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BR2892, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑10‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BR2892
ECLI:NL:PHR:2011:BR2892, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑07‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BR2892
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑10‑2011
Inhoudsindicatie
Gegronde bewijsklacht medeplegen.
11 oktober 2011
Strafkamer
nr. 10/01703
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 14 april 2010, nummer 22/001047-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. S.V. Jansen en mr. I. Jadib, beiden advocaat te
's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van de middelen
2.1. De middelen, die zich lenen voor gezamenlijke bespreking, klagen dat het Hof de bewezenverklaring ontoereikend heeft gemotiveerd.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. hij op 07 februari 2008 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 444 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2. hij in de periode van 29 november 2007 tot en met 6 februari 2008 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [a-straat 1] een hoeveelheid van in totaal 444 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3. hij in de periode van 29 november 2007 tot en met 7 februari 2008 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Eneco;
4. hij in de periode van 01 november 2007 tot en met 07 februari 2008 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een muur van een woning, gelegen aan de [a-straat 1], toebehorende aan [betrokkene 1], heeft vernield door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk een gat in die muur van die woning te maken."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het proces-verbaal van verhoor van de politie Haaglanden, nr. PL1561/2008/3053-7, d.d. 8 februari 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven- (p. 41 en 42):
als de op 7 februari 2008 tegenover deze opsporingsambtenaren afgelegde verklaring van [verdachte]:
Ik woon sinds 1 november 2007 aan de [a-straat 1] te Rijswijk. Ik ben wel boven geweest, daar is de wc. Er is maar één wc in de woning. De ruimtes boven waren niet afgesloten.
2. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 23 februari 2009 verklaard -zakelijk weergegeven-:
Ik heb een deel van de woning onderverhuurd.
3. Het proces-verbaal van aangifte van de politie Haaglanden, nr. PL1561/2008/3053-5, d.d. 7 februari 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven- (p. 31 e.v.):
als de op 7 februari 2008 tegenover deze opsporingsambtenaar afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
In november 2007 heb ik het perceel aan de [a-straat 1] te Rijswijk verhuurd aan [verdachte], geboren [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats]. Gisteren werd ik door een vriend aangesproken dat hij dacht dat er een hennepkwekerij in perceel [001] zou zijn opgebouwd. Ik ben erheen gegaan. In de slaapkamer bevond zich een in de werking zijnde hennepkwekerij.
Op de bovenste etage zag ik dat in een kamer tegen de wand een aantal trafo's bevestigd waren. Vanaf deze trafo's liepen stroomkabels door een gat in de muur naar een ruimte alwaar een groot aantal hennepplanten in potten stonden. Ik weet dat het gat nog niet in de muur zat toen ik het huis in november 2 007 had opgeleverd.
Op de begane grond bevindt zich de meterkast. Ik zag dat er een kabel bij getrokken was. Ik zag gelijk dat er met de meter geknoeid was.
4. Het proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden, nr. PL1561/2008/3053-6, d.d. 7 februari 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 1]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven- (p. 35 e.v.):
als relaas van deze opsporingsambtenaren:
Op 7 februari 2008 bevonden wij ons aan de [a-straat 1] te Rijswijk. Achter de voordeur van de woning bevindt zich een hal met daaraan een trap gelegen die toegang heeft tot de eerste etage en tweede etage. Op de eerste etage van de woning bevindt zich een woonkamer, slaapkamer en keuken, ingericht voor bewoning. Op de tweede etage in de gang roken wij, verbalisanten, een sterke geur van hennep. Ik zag dat de elektriciteitsdraden waren gebundeld en door een gat in de muur liepen. Wij zagen dat de deur open stond en wij konden door de opening een in werking zijnde hennepkwekerij zien. Wij zagen dat op de assimilatielampen bobbeltjes zaten en naar een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid minstens eenmaal eerder waren schoongemaakt. Na tellen bleken er in totaal 444 hennepplanten in de woning te staan.
5. Een geschrift, zijnde een rapportage diefstal energie nr. 1506/2008/4159, d.d. 14 februari 2008, opgemaakt en ondertekend door [betrokkene 2], technisch specialist fraude Eneco Energie Services BV alsmede ondertekend door [verbalisant 4], opsporingsambtenaar. Het houdt onder meer in -zakelijk weergegeven- (p. 45 e.v.):
als relaas van [betrokkene 2]:
Ik ben in dienst van Eneco Energie Services BV en bevoegd tot het doen van aangifte. Ik doe aangifte van diefstal van elektriciteit. De diefstal van de elektriciteit is gepleegd in de periode van 29 november 2007 tot en met 7 februari 2008. Ik zag dat er aan de bovenzijde van de hoofdzekeringen een vieraderige elektriciteitskabel was bijgeplaatst en aangesloten. Deze elektriciteitskabel zat aangesloten voor de elektriciteitsmeter zodat alle elektriciteit die via deze kabel werd afgenomen, niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd.
6. Het proces-verbaal van de politie Haaglanden, nr. PL1561/2008/3053-N, d.d. 7 februari 2008, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5]. Dit proces-verbaal houdt onder meer in -zakelijk weergegeven- (p. 19):
als relaas van deze opsporingsambtenaar:
Op 7 februari 2008 heb ik in perceel [a-straat 1] te Rijswijk een onderzoek ingesteld in een daar aanwezige hennepkwekerij. Ik zag dat het hier een professionele hennepkwekerij betrof. Ik zag in de kweekruimte vierkante plastic potten op de grond met vrouwelijke hennepplanten. Ik zag dat de vrouwelijk hennepplanten ongeveer 70 centimeter groot waren en vertoonden een volle bloei. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en strafbaar gesteld in artikel 3 van de Opiumwet.
7. Een geschrift, zijnde een bijlage bij het onder 4 genoemde proces-verbaal. Het houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-: foto's van en in het pand aan de [a-straat 1] te Rijswijk."
2.3. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet zonder meer volgen dat de verdachte zo bewust en nauw met een ander of anderen heeft samengewerkt dat sprake is van medeplegen. De bewezenverklaring is derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed. De middelen zijn terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 11 oktober 2011.
Conclusie 05‑07‑2011
Mr. Aben
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het gerechtshof te 's‑Gravenhage heeft de verdachte bij arrest van 14 april 2010 veroordeeld ter zake van 1. ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’, 2. ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’, 3. ‘diefstal door twee of meer verenigde personen’, en 4. ‘medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen’ tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis en tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met de maatregel van schadevergoeding, een en ander als in het arrest vermeld.
2.
Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Mrs. S.V. Jansen en I. Jadib, advocaten te 's‑Gravenhage, hebben een schriftuur ingezonden, houdende twee middelen van cassatie.
3.1.
De beide middelen komen op tegen de bewijsconstructie van het onder 4, respectievelijk onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde. In het bijzonder achten de stellers van het middel dat uit de bewijsmiddelen niet kan voortvloeien dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van — kort gezegd — de Opiumwetdelicten, de diefstal en de vernieling. De middelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
3.2.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kan volgens mij het volgende worden afgeleid. De verdachte was de huurder van het pand aan de [a-straat 1] te Rijswijk, bestaande uit een hal, de trapopgang, een eerste en een tweede verdieping. De verhuurder van het pand heeft naar aanleiding van een tip op de (naar ik begrijp) tweede verdieping van het pand in een onafgesloten ruimte aldaar een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Vervolgens is door de te hulp geroepen verbalisanten en een technisch specialist van de energieleverancier vastgesteld dat het hier een professionele kwekerij betreft, waarin welgeteld 444 hennepplanten stonden. Elektriciteitsdraden waren gebundeld en liepen door een gat in de muur. Energie werd buiten de meter om betrokken. Op de tweede verdieping hing een sterke geur van hennep. De eerste verdieping van het pand was ingericht als woonruimte.
De verdachte bewoonde dit pand. Hij kwam wel eens, zo begrijp ik, op de tweede verdieping, want daar bevond zich de enige wc in de woning. De verdachte heeft een deel van de woning onderverhuurd.
3.3.
Terzijde merk ik nog het volgende op. In hoger beroep is de verdachte niet verschenen. De gemachtigde raadsman heeft enkel gepleit voor vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde en afwijzing van de vordering van de benadeelde partij. Het hof heeft geen overwegingen omtrent het bewijs opgenomen in het bestreden arrest.
3.4.
Zoals gezegd heeft het hof vastgesteld dat de verdachte een deel van de woning heeft onderverhuurd. Welk deel van de woning dit betreft valt niet op te maken uit de bewijsmiddelen, zodat de mogelijkheid is opengelaten dat de verdachte de tweede verdieping, waar zich de hennepkwekerij bevond, heeft onderverhuurd aan derden.
Op zichzelf is deze vaststelling opmerkelijk. Lezing van verdachtes verklaring in het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 23 februari 2009 leert dat de verdachte naar zijn zeggen inderdaad de tweede etage van de woning zou hebben onderverhuurd aan een persoon die hij inmiddels niet meer kon bereiken. Ofschoon hij wel eens op de tweede verdieping kwam, om de badkamer te gebruiken, zou hij niets hebben gemerkt van de aanwezigheid van de hennepkwekerij. Achteraf was dat wel duidelijk, volgens de verdachte, maar daarvoor wist hij het niet. Met de onderhuurder heeft de verdachte naar zijn zeggen geen contact meer.
Ik noem 's hofs vaststelling van de onderhuur opmerkelijk omdat er alle aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van verdachtes lezing. Zulks is in cassatie op zichzelf niet van belang, aangezien 's hofs feitenvaststellingen voorop staan. Ik wijs hier echter op omdat de politierechter op basis van vrijwel dezelfde bewijsmiddelen een andere bewijsconstructie heeft opgetuigd. De politierechter is in een nadere bewijsoverweging met kracht van argumenten uitdrukkelijk voorbijgegaan aan verdachtes lezing over het bestaan van een onderhuurder die, zo begrijp ik verdachtes verworpen lezing, verantwoordelijk zou zijn voor de hennepkwekerij. Daaruit zou kunnen worden afgeleid dat de verdachte zelf volledig verantwoordelijk was voor de inrichting en werking van de hennepkwekerij, aangezien hij de enige bewoner was van het pand.
3.5.
Het hof heeft echter, anders dan de politierechter, door het bezigen van bewijsmiddel 2 waarde toegekend aan verdachtes verklaring omtrent de onderhuur. Daardoor rijst thans de juridische vraag of het onderhuren aan derden van een ruimte in een pand het medeplegen oplevert van hennepteelt, aanwezigheid van hennep, diefstal van de voor de teelt benodigde elektriciteit en de beschadiging van een muur waardoor elektriciteitsdraden lopen. Verdachtes bekendheid met de aanwezigheid van de hennepkwekerij kan m.i. probleemloos worden afgeleid uit de bewijsmiddelen. De daarin geschetste omstandigheden maken dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte wist van het bestaan van de kwekerij. Verdachtes wetenschap van de beschadiging van de muur en de diefstal van elektriciteit is meer problematisch, maar daarover klagen de middelen op zichzelf niet. Het gaat de stellers van de middelen om het bewijs van medeplegen, en dus met name om ontbrekende vaststellingen omtrent verdachtes rol in dit geheel.
3.6.
Ik meen dat de middelen slagen. De (overige) bewijsmiddelen laten niet alleen de mogelijkheid open dat de verdachte (inderdaad) niets meer heeft gedaan dan het welbewust faciliteren van een hennepkwekerij door het verhuren van een deel van de woning aan een ander, bewijsmiddel 2 wijst zelfs expliciet in die richting. Thans wreekt zich dat het hof niet — nader — heeft gemotiveerd op welke gronden moet worden aangenomen dat verdachtes bijdrage aan de werking en inrichting van de kwekerij en de toelevering van de benodigde energie kan worden aangemerkt als een welbewuste en nauwe samenwerking met één of meer anderen, strekkende tot het voltooien van de tenlastegelegde misdrijven. Die argumenten zijn, zeg ik met enige behoedzaamheid, vermoedelijk wel voorhanden, maar (het zij herhaald) door het hof niet gebezigd.
3.7.
De middelen slagen. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van het bestreden arrest aanleiding behoort te geven.
4.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden