RvdW 2015/208
Verstekverlening blijkt achteraf onjuist.
HR 20-01-2015, ECLI:NL:HR:2015:89
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 januari 2015
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, N. Jörg, V. van den Brink
- Zaaknummer
14/00299
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:89, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑01‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:2697, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑11‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 01‑06‑2014
- Wetingang
Art. 6 EVRM
Essentie
Uit de in cassatie overgelegde stukken moet worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep in het ziekenhuis verbleef en dus verhinderd was ter terechtzitting te verschijnen, zodat ’s hofs beslissing tegen hem verstek te verlenen en het onderzoek ter terechtzitting voort te zetten, achteraf bezien onjuist was. Vanwege het grote belang van de verdachte bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn, brengt dit mee dat de verdachte de mogelijkheid moet hebben zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen.
Partij(en)
Arrest op ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.