Het gaat om een beslissing van 19 juni 2009, zaaknr. 5219.
HR, 18-12-2009, nr. 09/03212
ECLI:NL:HR:2009:BK1605
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
18-12-2009
- Zaaknummer
09/03212
- Conclusie
Mr. Huydecoper
- LJN
BK1605
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BK1605, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 18‑12‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BK1605
ECLI:NL:PHR:2009:BK1605, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑10‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BK1605
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑12‑2009
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Cassatieberoep advocaat tegen uitspraak Hof van Discipline, waartegen geen cassatieberoep openstaat, niet-ontvankelijk. Zie HR 25 september 2009, LJN BJ8495
18 december 2009
Eerste Kamer
09/03212
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R.A. van der Hansz.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verzoeker] is op 18 juni 2008 bij het Hof van Discipline in hoger beroep gekomen van de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort 's-Hertogenbosch van 19 mei 2008, waarbij aan hem onder meer de maatregel van voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken is opgelegd.
Het Hof van Discipline heeft voornoemde beslissing bij beslissing van 19 juni 2009 vernietigd en, in zoverre opnieuw rechtdoende, aan [verzoeker] de maatregel van berisping opgelegd.
De beslissing van het Hof van Discipline is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beslissing van het Hof van Discipline heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] in zijn cassatieberoep.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 5 november 2009 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het beroep is gericht tegen een in een tuchtrechtelijke procedure als bedoeld in paragraaf 4 van de Advocatenwet door het Hof van Discipline gedane uitspraak. Verzoeker kan niet worden ontvangen in zijn beroep, aangezien tegen beslissingen van dat hof geen cassatieberoep openstaat [vgl. HR 25 september 2009, nr. 09/01585, LJN BJ8495].
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, E.J. Numann en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 18 december 2009.
Conclusie 23‑10‑2009
Mr. Huydecoper
Partij(en)
Conclusie inzake
[Verzoeker],
verzoeker tot cassatie
In deze zaak kan, naar ik meen, met een verkorte conclusie worden volstaan.
1.
De verzoeker tot cassatie, [verzoeker], richt zijn cassatieberoep tegen een beslissing (te zijnen laste) van het Hof van Discipline1., de tuchtrechtelijke appelinstantie aangewezen bij art. 46 van de Advocatenwet. Zoals die wetsbepaling uitdrukkelijk aangeeft, oordeelt het Hof van Discipline in hoogste ressort. Cassatieberoep tegen een beslissing van het Hof van Discipline is dan ook uitgesloten.
2.
De Hoge Raad heeft bij beschikking van 25 september 2009, rechtspraak.nlLJN BJ8495 [verzoeker] in een eerder cassatieberoep tegen een incidentele uitspraak van het Hof van Discipline in dezelfde zaak, niet-ontvankelijk verklaard op de zojuist hiervóór aangegeven grond: namelijk dat rechtens tegen beslissingen van het Hof van Discipline geen cassatieberoep openstaat.
3.
Bij die stand van zaken kan ik in het midden laten of het cassatieberoep tijdig en regelmatig is ingesteld2.. Nu [verzoeker] hoe dan ook in dit cassatieberoep niet kan worden ontvangen hoeven niet alle gronden die daartoe kunnen leiden, te worden onderzocht.
4.
Ik meen dat het geen zin heeft om op de inhoudelijke merites van het cassatieberoep in te gaan, en zal daarover dus zwijgen.
Conclusie
Ik concludeer dat de verzoeker in het onderhavige cassatieberoep niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑10‑2009
Het cassatierekest dat op 18 augustus 2009 werd ingediend, was aanvankelijk niet getekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim is hersteld, maar pas na ruim 5 weken (zie HR 9 oktober 2009, rechtspraak.nlLJN BJ1009 en HR 10 juli 2009, RvdW 2009, 842). Ik merk op dat aan [verzoeker] vanwege de Griffie van de Hoge Raad was bericht dat het verzuim uiterlijk 21 september 2009 kon worden hersteld. Daarbij is kennelijk gedoeld op de laatste dag van de cassatietermijn (19 september 2009 was een zaterdag, zodat een cassatietermijn van drie maanden op maandag 21 september zou verstrijken). Het alsnog door een advocaat bij de Hoge Raad ondertekende rekest is echter ter Griffie ingekomen op 22 september.