NJ 1957/522
Taak van den rechter na verwijzing. Gedeeltelijke nietigheid van een testament. Veronachtzaming van het vereiste van opgave in art. 986 lid 1.
HR 21-06-1957, ECLI:NL:HR:1957:77
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 juni 1957
- Magistraten
Mrs. Donner, Smits, Boltjes, Hülsmann, Petit
- Zaaknummer
[21061957/NJ_1957-522]
- Conclusie
Mr. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS136928:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1957:77, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑06‑1957
- Wetingang
Essentie
Taak van den rechter na verwijzing. Gedeeltelijke nietigheid van een testament. Veronachtzaming van het vereiste van opgave in art. 986 lid 1.
Samenvatting
Na verwijzing door den H. R. heeft het door den rechter in te stellen onderzoek te geschieden binnen de grenzen door het arrest in cassatie getrokken. Waar in casu de zaak naar het Hof was verwezen voor onderzoek naar de gegrondheid van de grief in incidenteel appèl (betrekking hebbende op de vraag of de erflaatster bij het maken van het testament haar verstandelijke vermogens bezat), was voor een onderzoek door het Hof naar de mogelijke ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.