Einde inhoudsopgave
Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen
Artikel 15 Voorwaardelijke toeslagverlening
Geldend
Geldend vanaf 29-11-2017
- Bronpublicatie:
16-11-2017, Stb. 2017, 451 (uitgifte: 28-11-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
29-11-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-11-2017, Stb. 2017, 451 (uitgifte: 28-11-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
Een fonds stelt beleid vast met betrekking tot voorwaardelijke toeslagverlening waarin is vastgelegd of en zo ja, in welke mate, toeslagverlening wordt beoogd. Indien sprake is van toeslagverlening op basis van een maatstaf als lonen, prijzen of een vast percentage van de pensioenaanspraken of pensioenrechten wordt deze maatstaf weergegeven. Verder wordt een beschrijving opgenomen van de methodiek die wordt gehanteerd bij incidentele toeslagverlening om in het verleden niet toegekende toeslag of in het verleden doorgevoerde vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten te compenseren.
2.
De beleidsdekkingsgraad waaronder geen toeslag wordt verleend, bedoeld in artikel 137, tweede lid, onderdeel a, van de Pensioenwet dan wel artikel 132, tweede lid, onderdeel a, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, is 110%.
3.
Voor de toepassing van artikel 137, tweede lid, onderdeel b, van de Pensioenwet dan wel artikel 132, tweede lid, onderdeel b, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt de volgende rekenregel toegepast. Eerst wordt de omvang van het voor toeslagverlening beschikbare vermogen boven de beleidsdekkingsgraad van 110%, bedoeld in het tweede lid, bepaald. Vervolgens wordt de hoogte van de toeslag zodanig bepaald dat wanneer deze jaarlijks wordt toegekend de contante waarde van alle toeslagen maximaal gelijk is aan de hoogte van dit vermogen. De hierbij gehanteerde discontovoet is maximaal gelijk aan het verwachte bruto rendement op aandelen, bedoeld in artikel 23a, eerste lid, onderdeel b, verminderd met de uniforme kostenafslag voor beleggingskosten, bedoeld in artikel 23a, eerste lid, onderdeel b.
4.
Een fonds dat een op de minimale verwachtingswaarden voor de groeivoeten van het prijs- of loonindexcijfer, bedoeld in artikel 23a, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, gebaseerde maatstaf hanteert voor voorwaardelijke toeslagverlening stelt de op grond van de rekenregel in het derde lid berekende toeslag vast als percentage van de maatstaf en past voor de bepaling van de hoogte van de toeslagverlening dit percentage toe op de voor het betreffende jaar relevante gerealiseerde waarde van de maatstaf voor toeslagverlening.
5.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.