Einde inhoudsopgave
Schepenbesluit 2004
Artikel 31 Bijzondere verlengingen van de geldigheidsduur
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2005
- Redactionele toelichting
Dit artikel is in werking getreden ten aanzien van de overige verplichtingen.
- Bronpublicatie:
18-06-2004, Stb. 2004, 284 (uitgifte: 30-06-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2004, Stb. 2004, 699 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Grondrechten
Staatsrecht / Staatsinrichting
1.
Indien een schip zich op het tijdstip waarop een certificaat zijn geldigheid verliest, niet in een haven bevindt waar een hernieuwd onderzoek kan plaatsvinden, kan het Hoofd van de Scheepvaartinspectie de geldigheidsduur van het certificaat met ten hoogste drie maanden verlengen ten einde het schip in staat te stellen zijn reis naar de haven waar het zal worden onderzocht, te voltooien. Het schip verlaat die haven vervolgens niet zonder nieuw certificaat.
2.
Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan de geldigheidsduur van een certificaat dat is afgegeven ten behoeve van een schip dat korte reizen maakt, met ten hoogste een maand verlengen.
3.
In een geval als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt na de voltooiing van het hernieuwde onderzoek de geldigheidsduur van het nieuwe certificaat bepaald aan de hand van de oorspronkelijke vervaldatum van het bestaande certificaat.
4.
Indien na de voltooiing van een hernieuwd onderzoek het nieuwe certificaat niet voor de vervaldatum van het bestaande certificaat kan worden afgegeven of aan het schip kan worden verstrekt, kan degene die het onderzoek heeft uitgevoerd daarvan een aantekening plaatsen op het bestaande certificaat. In dat geval wordt het bestaande certificaat nog als geldig aangemerkt voor een tijdvak van ten hoogste vijf maanden na zijn vervaldatum.