Rb. Gelderland, 23-12-2021, nr. AWB - 21 , 2582
ECLI:NL:RBGEL:2021:7097
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
23-12-2021
- Zaaknummer
AWB - 21 _ 2582
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2021:7097, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 23‑12‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 23‑12‑2021
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd op verzoek.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 21/2582
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van
in de zaak tussen
[eiseres], te [vestigingsplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Duiven, verweerder.
Procesverloop
Bij uitspraak op bezwaar van 14 april 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de WOZ-waarde van [adres] (de onroerende zaak) van € 453.000 voor het belastingjaar 2021 en de aanslag onroerendezaakbelasting niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 21 mei 2021, ontvangen door de rechtbank op 25 mei 2021, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2021. Namens eiseres is de gemachtigde verschenen. Namens verweerder is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niemand verschenen. Verweerder is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 9 november 2021 aan verweerder op het adres postbus 6, 6920 AA te Duiven, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 11 november 2021 op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
Overwegingen
1. Eiseres is eigenaar van de onroerende zaak.
2. In geschil is of verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of van de voor bezwaar vatbare beschikking.
4. Een bezwaarschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 3:41 van de Awb geschiedt, voor zover nu van belang, de bekendmaking van besluiten door toezending of uitreiking aan de belanghebbende.
5. De dagtekening van de beschikking is 31 januari 2021. De gemachtigde van eiseres heeft gesteld dat zij pas op 22 maart 2021 van de beschikking kennis heeft genomen. Verweerder heeft niets overgelegd uit een postregistratiesysteem of een verzendadministratie, noch enig ander stuk waarmee hij de verzending van de beschikking rond 31 januari 2021 aannemelijk heeft gemaakt. Nu verweerder niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast, dient te worden geoordeeld dat in zoverre de beschikking niet op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
6. Als, zoals hier het geval, de beschikking niet op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, vangt de termijn pas aan op het moment dat eiseres of haar gemachtigde een afschrift van de beschikking onder ogen heeft gekregen.
7. De bestuurder van eiseres heeft op 22 maart 2021 een e-mail aan de gemachtigde gestuurd waarin is vermeld dat bezwaar gemaakt kan worden. Het bezwaarschrift is op 24 maart 2021 door verweerder ontvangen.
8. Volgens verweerder is het bezwaar te laat ingediend. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, verklaart het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Een bestuursorgaan is verplicht om navraag te doen naar een mogelijke verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. De rechtbank stelt vast dat verweerder in dit geval niet heeft onderzocht of er een reden is om het te laat indienen van het bezwaar door eiseres verschoonbaar te achten. Verweerder heeft het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
9. Het beroep is gegrond. De uitspraak op bezwaar dient te worden vernietigd. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen en eiseres te horen alvorens dit besluit te nemen.
10. In beginsel dient de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, verweerder op te dragen opnieuw op het bezwaar te beslissen. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding hiervan af te wijken. Verweerder zal alsnog het bezwaar inhoudelijk in behandeling moeten nemen en hierop moeten beslissen. De rechtbank zal daarom de zaak terugwijzen.
11. Eiseres heeft op voorhand een verzoek om immateriële schadevergoeding gedaan. Omdat in onderhavige zaken de redelijke termijn niet is overschreden wijst de rechtbank het verzoek om vergoeding van immateriële schade af.
12. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 534 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534 en, nu in deze zaak uitsluitend de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift in het geding is, een wegingsfactor 0,5 voor het gewicht van de zaak).
13. Verweerder zal na terugwijzing een beslissing moeten nemen op de vraag of, en zo ja voor welk bedrag eiseres in aanmerking komt voor vergoeding van kosten voor de bezwaarfase. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- -
draagt verweerder op opnieuw uitspraak op bezwaar te doen, met inachtneming van deze uitspraak;
- -
veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 534,00;
- -
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,00 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.F. Geerling, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: | ||
griffier | rechter | |
Afschrift verzonden aan partijen op: | ||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |