Rb. 's-Gravenhage, 07-04-2006, nr. 09/925816-05; 09/66555-03
ECLI:NL:RBSGR:2006:AV9196
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
07-04-2006
- Zaaknummer
09/925816-05; 09/66555-03
- LJN
AV9196
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2006:AV9196, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 07‑04‑2006; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 07‑04‑2006
Inhoudsindicatie
Verdachte maakte er een gewoonte van om bij verschillende hotels in Nederland voor periodes van meerdere aaneengesloten nachten een kamer te reserveren, waarbij hij tevens gebruikmaakte van diensten zoals het restaurant, de telefoon en pay-tv. Bij de hotels bestond het vertrouwen dat de rekeningen betaald zouden worden. Verdachte verliet de hotels echter zonder te betalen.
Partij(en)
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummers: 09/925816-05; 09/66555-03.
's-Gravenhage, 7 april 2006
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats hier te lande.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 24 maart 2006, ter voortzetting van de behandeling ter terechtzitting van 24 januari 2006.
De verdachte is niet ter zitting van 24 maart 2006 verschenen.
De raadsman van verdachte, mr. B.D.W. Martens, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en heeft de verdediging gevoerd.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr. N. Haesen, heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1. primair, 2., 3., 4. en 5. telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen:
- -
[benadeelde partij 1], [vestigingsplaats] voor een bedrag van € 1.314,81;
- -
[vestigingsplaats]adeelde partij 2], [vestigingsplaats], voor een bedrag van 1.7[vestigingsplaats]n
- -
[benadeelde partij 3], [vestigingsplaats] voor een bedrag van € 1.796,06
en vordert dat alle toewijzingen worden gecombineerd met de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht subsidiair hechtenis voor de duur van respectievelijk 26 dagen, 34 dagen en 35 dagen.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting van 24 januari 2006 - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Vrijspraak.
De officier van justitie heeft verdachte gedagvaard ter zake van flessentrekkerij, zoals telastgelegd onder 1. primair.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan flessentrekkerij voor zover deze ziet op de in de telastlegging opgenomen eet- en drinkwaren en kranten.
De genoten onbetaalde hotelovernachtingen met het gebruik van telefoon en pay-televisie zijn geen goederen in de zin van artikel 326a van het Wetboek van Strafrecht zodat de verdachte voor dit deel van de telastlegging onder 1. primair moet worden vrijgesproken.
In dit oordeel ligt besloten dat van een voortgezette handeling in samenhang met feit 2., zoals door de raadsman bepleit, geen sprake is.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1. primair, overig, 2., 3., 4. en 5. telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim drie en een half jaar op grote schaal en op geraffineerde wijze stelselmatig schuldig gemaakt aan flessentrekkerij. Bovendien heeft verdachte vervalste (reis)documenten voorhanden gehad.
Verdachte maakte er een gewoonte van bij verschillende hotels in Nederland voor periodes van meerdere aaneengesloten nachten een kamer te reserveren, waarbij hij tevens gebruik maakte van andere diensten, zoals het restaurant, de telefoon en pay-tv. In een aantal hotels liet hij zich ook een krant bezorgen. Deze reserveringen realiseerde hij via valselijk opgemaakte faxen waardoor de schijn werd gewekt dat deze faxen afkomstig zouden zijn van bedrijven, waarmee verdachte - kort weg gezegd - zakelijke contacten zou hebben. Hierdoor bestond bij de hotels het vertrouwen dat de rekeningen betaald zouden worden door die bedrijven, terwijl verdachte wist dat dit niet het geval was en hij evenmin voornemens was zelf enige rekening te betalen. Na ommekomst van de reserveringsperiodes verliet verdachte eenvoudigweg de hotels zonder de rekeningen te betalen. Verdachte bediende zich hierbij telkens van gefingeerde namen. Verdachte heeft door zijn laakbare handelwijze de betrokken hotels voor vele tienduizenden euro’s gedupeerd.
Verdachte heeft ook gebruik gemaakt van in zijn bezit zijnde valse of vervalste (reis)documenten. Verdachte heeft hiermee het vertrouwen dat de maatschappij stelt in de juistheid van dergelijke documenten, ernstig beschaamd. Het gebruik van dergelijke documenten wordt verdachte dan ook in aanzienlijke mate aangerekend.
Met betrekking tot de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft de rechtbank gelet op:
- -
een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 18 januari 2006 betreffende de verdachte;
- -
een voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, Regio Rotterdam-Dordrecht d.d. 4 oktober 2005.
Uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister blijkt dat verdachte reeds eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen. Deze veroordelingen hebben verdachte niet weerhouden van het blijven plegen van – wederom – soortgelijke feiten.
De rechtbank rekent hem dit aan.
De vordering van de benadeelde partijen.
De rechtbank merkt eerst op dat verdachte financiële schade heeft veroorzaakt door zijn handelwijze, zoals bewezen verklaard en strafbaar gesteld bij de feiten 1. primair en 2.
Het is dan ook deze combinatie van strafbare feiten, waaruit de schade is ontstaan en hieronder toegewezen.
[benadeelde partij 2], gevestigd te [vestigingsplaats], [adres] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.712,69, ten gevolge van het aan verdachte onder 1. 6e gedachtestreepje en 2. telastgelegde en bewezenverklaarde feiten.
[benadeelde partij 3], gevestigd te [vestigingsplaats], [adres] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 1.796,06, ten gevolge van het aan verdachte onder 1. 2e en 4e gedachtestreepje en 2. telastgelegde en bewezenverklaarde feiten.
[benadeelde partij 1], gevestigd te [vestigingsplaats], [adres] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.314,81, ten gevolge van het aan verdachte onder 1, 8e gedachtestreepje en 2. telastgelegde en bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schades voldoende aannemelijk zijn geworden en in zodanig verband staan met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kunnen worden toegerekend. De rechtbank acht de vorderingen, die niet of onvoldoende door de raadsman zijn weersproken, derhalve gegrond en voor gedeeltelijke toewijzing vatbaar, daar de in de schadebedragen doorberekende BTW geen rechtstreeks uit de strafbare feiten voortvloeiende schade is.
In dat deel van hun vordering zijn de benadeelde partijen niet-ontvankelijk.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vordering hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaarde en strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van
- -
€ 1.626,25 ten behoeve van [benadeelde partij 2], gevestigd te [vestigingsplaats];
- -
€ 1.684,32 ten behoeve van [benadeelde partij 3], gevestigd te [vestigingsplaats];
- -
€ 1.237,18 ten behoeve van [benadeelde partij 1], gevestigd te [vestigingsplaats].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is onder meer gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 225, 231 en 326a van het Wetboek van Strafrecht;
Voorlopige hechtenis
Bij beslissing in hoger beroep van het Gerechtshof ’s-Gravenhage van 8 september 2005 is de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 9 september 2005 geschorst.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 24 januari 2006 de opheffing van de schorsing gevorderd per 7 april 2006.
Nu er onvoldoende is gesteld of gebleken op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat er sprake is van verwijtbaar niet naleven van (een van) de voorwaarden, zoals bepaald in voornoemde beslissing, zal de vordering van de officier van justitie worden afgewezen.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder
- 1.
primair telastgelegde feit, voor zover dat feit ziet op logies, telefoontikken en pay-tv, heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1. primair overig, 2., 3., 4. en 5. telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
- 1.
primair.
Een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren.
- 2.
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
- 3.
Opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
- 4.
In het bezit zijn van een reisdocument, terwijl hij weet dat het vals of vervalst is.
- 5.
Opzettelijk voorhanden hebben van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij weet dat het bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst.
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van
de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 5 augustus 2005,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 8 augustus 2005,
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van : 9 september 2005,
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
- -
[benadeelde partij 2], gevestigd te [vestigingsplaats], [adres]: € 1.626,25,
- -
[benadeelde partij 3], gevestigd te [vestigingsplaats], [adres]: € 1.684,32
- -
[benadeelde partij 1], gevestigd te [vestigingsplaats], [adres]: € 1.237,18
met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van bedragen groot
- -
€ 1.626,25 ten behoeve van [benadeelde partij 2], gevestigd te [vestigingsplaats], [adres];
- -
€ 1.684,32 ten behoeve van [benadeelde partij 3], gevestigd te [vestigingsplaats], [adres];
- -
€ 1.237,18 ten behoeve van [benadeelde partij 1], gevestigd te [vestigingsplaats], [adres].
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van de verschuldigde bedragen volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van respectievelijk 32, 33 en 24 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de verdachte opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat van voormeld bedrag ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2], gevestigd te [vestigingsplaats], [adres] de veroordeling tot betaling aan deze benadeelde partij met een zelfde bedrag doet verminderen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag van € 1.626,25 aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], gevestigd te [vestigingsplaats] door de verdachte de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling aan de staat tot een zelfde bedrag doet vervallen.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de verdachte opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat van voormeld bedrag ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 3], gevestigd te [vestigingsplaats], [adres] de veroordeling tot betaling aan deze benadeelde partij met een zelfde bedrag doet verminderen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag van € 1.684,32 aan de benadeelde partij [benadeelde partij 3], gevestigd te [vestigingsplaats], [adres] door de verdachte de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling aan de staat tot een zelfde bedrag doet vervallen.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de verdachte opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat van voormeld bedrag ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], gevestigd te [vestigingsplaats], [adres] de veroordeling tot betaling aan deze benadeelde partij met een zelfde bedrag doet verminderen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag van € 1.237, 18 aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], gevestigd te [vestigingsplaats] door de verdachte de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling aan de staat tot een zelfde bedrag doet vervallen.
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
wijst af de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mrs A.M.H. Geerars, voorzitter,
H.M.D. de Jong en H.M. Braam, rechters,
in tegenwoordigheid van V.R.G.D. Boel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 april 2006.