RvdW 2016/252
Beslag onder notaris. Stukken die tot het begaan van het strafbare feit hebben gediend. Correspondentie tussen anderen dan de verschoningsgerechtigde en degene die zich tot hem heeft gewend, is niet een brief of een geschrift als bedoeld in art. 98 lid 1 Sv.
HR 26-01-2016, ECLI:NL:HR:2016:110
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 januari 2016
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan, V. van den Brink, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
15/02336
- Conclusie
A-G mr. G. Knigge
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:110, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑01‑2016
ECLI:NL:PHR:2015:2567, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑10‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑08‑2015
- Wetingang
Art. 98 lid 1 en 5, 218 Sv
Essentie
Notaris klaagt over inbeslagneming van geheimhouderstukken bij cliënten.
De vraag of een in beslag te nemen of een inbeslaggenomen stuk tot het begaan van het strafbare feit heeft gediend, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar afhankelijk van de aard van het in beslag te nemen of inbeslaggenomen stuk en van de aard van het delict dat zou zijn begaan door de (rechts)persoon jegens wie de verdenking is gericht, alsmede de feitelijke gedragingen die aan deze in dat verband worden verweten. Rechtbank heeft documenten als e-mailberichten of notulen die betrekking hebben op overleg over of het uitdenken van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.