Rb. Rotterdam, 12-03-2020, nr. C/10/592199 / FA RK 20-1266
ECLI:NL:RBROT:2020:2489
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
12-03-2020
- Zaaknummer
C/10/592199 / FA RK 20-1266
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2020:2489, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 12‑03‑2020; (Beschikking)
- Vindplaatsen
JGz 2020/38 met annotatie van Frederiks, B.J.M.
Uitspraak 12‑03‑2020
Inhoudsindicatie
Zorgmachtiging. Anticonceptie als verplichte zorg (art. 3:2 Wvggz).
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/592199 / FA RK 20-1266
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 12 maart 2020 betreffende een zorgmachtiging aansluitend op een voortzetting crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene] te Liberia,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Parnassia Groep, locatie Poortmolen te Capelle aan den IJssel,
advocaat mr. H. Bijlsma te Rotterdam.
1. Procesverloop
1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 26 januari 2020, heeft de officier verzocht om een zorgmachtiging die aansluit op de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
het zorgplan van 6 februari 2020 met bijlagen;
de zorgkaart van 13 februari 2020 met bijlagen;
de medische verklaring opgesteld door C.L. Mulder, psychiater, van 19 februari 2020;
de bevindingen van de geneesheer-directeur op het zorgplan;
de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
de relevante politiegegevens en justitiële gegevens.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 12 maart 2020 bij Parnassia Groep, locatie Poortmolen. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- -
betrokkene met haar hierboven genoemde advocaat;
- -
L. Overdijk, behandelend psychiater, en
- -
L. van den Berge, arts, beiden verbonden aan Parnassia Groep, locatie Poortmolen.
1.2.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
1.3.
De mentor van betrokkene, [naam] , is niet ter zitting verschenen omdat thans geen samenwerking tussen beiden mogelijk is. Gelet op artikel 1:6 lid 8 Wvggz is betrokkene bekwaam om op grond van deze wet in rechte op te treden.
2. Beoordeling
2.1.
Criteria zorgmachtiging
2.1.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 6 februari 2020, heeft de rechtbank op de voet van 7:7 Wvggz voortzetting van de crisismaatregel opgelegd. Tijdig, te weten op 26 februari 2020, is vervolgens onderhavig op artikel 7:11 Wvggz gebaseerde verzoek voor een aansluitende zorgmachtiging ingediend.
2.1.2.
De rechter kan op verzoek van de officier een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend. Wanneer het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, mits er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het verlenen van verplichte zorg evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is. Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door een psychische stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizo-affectieve stoornis.
2.1.4.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van haar psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Er is een uitgebreide psychiatrische voorgeschiedenis en er spelen al vele jaren forse sociaal maatschappelijke problemen, waaronder schulden. Bij betrokkene is er sprake van angst en achterdocht. Ook zijn er complottheorieën over haar buren en de verdere omgeving. Vanuit deze theorieën heeft ze geprobeerd om haar woning op te zeggen en is ze gaan zwerven op straat. Deze psychotische ontregeling met een maniform component is ontstaan nadat betrokkene in december 2019 is gestopt met het innemen van haar medicatie. Er is geen ziektebesef- of inzicht bij betrokkene en geen intrinsieke motivatie om adequaat mee te werken aan een behandeling. Bij betrokkene is sprake van een verminderde zelfredzaamheid en zij functioneert op een verlaagd begaafd niveau.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Uit de medische verklaring en het verhandelde ter zitting blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het bevindingen van de geneesheer-directeur. De rechtbank is van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren:
het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
het beperken van de bewegingsvrijheid;
het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
het onderzoek aan kleding of lichaam;
het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen;
het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
het opnemen in een accommodatie.
Overwegingen over de anticonceptie
2.2.2.
In het zorgplan staat dat anticonceptie nodig is in de vorm van de prikpil of een spiraal. Ter zitting heeft de psychiater toegelicht dat zij deze anticonceptie beschouwt als medicatie dan wel een medische handeling (zoals bedoeld onder art. 3:2 lid 2 onder a van de Wvggz). Indien betrokkene niet meewerkt aan anticonceptie, dan zou de psychiater op basis van het zorgplan de prikpil onder dwang gaan toedienen. Een inbreuk op de onaantastbaarheid van iemands lichaam of een schending van de persoonlijke levenssfeer is alleen toegestaan als daar een wettelijke grondslag voor is (art. 10 en 11 Grondwet en art. 8 EVRM). De rechtbank is van oordeel dat artikel 3:2 lid 2 onder a van de Wvggz die grondslag biedt. Vervolgens moet beoordeeld worden of de inbreuk in overeenstemming met het wettelijk toetsingskader is (art. 3:3 Wvggz). Onderdeel van die toetsing is de beoordeling van de proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid (zoals vereist in het EVRM).
Betrokkene heeft in 2002, 2007, 2011 en 2015 vier kinderen gekregen. Alle kinderen zijn uit huis geplaatst en betrokkene heeft geen gezag. Daarna heeft betrokkene ook een abortus moeten ondergaan. Zij was zwanger, maar kwam uiteindelijk (onder druk van de negatieve reacties uit haar omgeving) tot de conclusie dat het in haar situatie niet verstandig was om het kindje geboren te laten worden. Betrokkene verklaart ter zitting dat zij veel verdriet en emotionele pijn ervaart naar aanleiding van het afstaan van de kinderen, de ongewenste conceptie van één van hen, en de abortus. De behandelend arts en de psychiater zijn van oordeel dat betrokkene op dit moment de zorg voor een kind niet aankan, ook niet met de maximale begeleiding. Betrokkene overziet door haar schizo-affectieve stoornis gecombineerd met het functioneren op een verlaagd begaafd niveau niet welke problemen zwanger worden en het hebben van kinderen voor haar met zich brengen. De kans dat een kind opnieuw uit huis geplaatst zou moeten worden, dan wel dat er opnieuw voor een abortus gekozen zou moeten worden, acht de psychiater aanzienlijk. Als die kans zich realiseert, dan zou betrokkene weer geconfronteerd worden met het grote verdriet dat gepaard gaat met het verlies van een kind of een zwangerschap. Zij heeft immers nadrukkelijk verklaard het kind voor zichzelf te willen dragen. Dat levert ernstige psychische en immateriële schade op (art. 1:1 lid 2 Wvggz). Door anticonceptie kan dit ernstige nadeel worden afgewend (art. 3:4 onder b Wvggz). Verder is tijdens de zitting gebleken dat het de bedoeling is om betrokkene binnen een week na de zitting naar huis te laten gaan. Dat is een overgang naar een situatie met meer vrijheid, waarin het des te belangrijker is dat de geestelijke gezondheid van betrokkene stabiel blijft (art. 3:4 onder c Wvggz). Ook om deze reden heeft betrokkene zorg, in de vorm van anticonceptie, nodig.
Er zijn geen mogelijkheden voor betrouwbare anticonceptie op vrijwillige basis. Betrokkene heeft blijkens de medische verklaring en het zorgplan een kinderwens. Ter zitting verklaart zij dat ze een relatie heeft en trouwplannen. Zij wil zelf kunnen kiezen of zij nog een kind krijgt, en zij is niet bereid om de komende periode op vrijwillige basis anticonceptie te nemen in overleg met de psychiater. Ter zitting heeft betrokkene verklaard dat zij aan het project Nu Niet Zwanger deelneemt en daar een vaste contactpersoon heeft waar zij goed mee kan praten. Dit heeft betrokkene niet eerder tegen de psychiater of de behandelend arts verteld, omdat zij geen vertrouwen in hen heeft. Voor nu geldt dat de deelname niet heeft geleid tot het gebruik van een betrouwbare vorm van anticonceptie, en dus niet tot een voldoende alternatief op vrijwillige basis.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Betrokkene kan voortdurend getest worden op zwangerschap, maar als die wordt ontdekt is het te laat om het ernstig nadeel te voorkomen. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. De prikpil is een omkeerbare methode van anticonceptie, die eenvoudig toe te dienen is. Deze vorm van verplichte zorg kan voor de komende zes maanden bevorderen dat betrokkene weer kan terugkeren in de samenleving.
Direct na de uitspraak is een formulier ingevuld en aan de instelling en de advocaat overhandigd waarop de vormen van verplichte zorg zijn aangekruist, de zogeheten ‘Kennisgeving mondelinge uitspraak verplichte zorg Wvggz’. Op dit formulier is ook het plaatsen van een spiraal vermeld. Na de uitspraak bleek betrokkene namelijk de voorkeur te geven aan een spiraal boven de prikpil. Het plaatsen van een spiraal wordt echter niet toegewezen als vorm van verplichte zorg, maar geldt als een vrijwillig alternatief. De psychiater en betrokkene kunnen in overleg afspraken maken over het gebruik van een spiraal en voor deze optie kiezen. Als dat overleg niet slaagt, kan de prikpil worden toegediend.
Voor zover is verzocht om anticonceptie als verplichte zorg zoals bedoeld in artikel 3:2 onder h Wvggz toe te wijzen, zal dit worden afgewezen aangezien medicatie of medische handeling daar niet onder vallen.
De overige vormen van verplichte zorg
2.2.3.
Met betrekking tot de overige vormen van verplichte zorg oordeelt de rechtbank als volgt. Ter zitting is ten aanzien van de opname in een accommodatie en het beperken van de bewegingsvrijheid het volgende besproken. Het uitgangspunt is dat betrokkene ambulante zorg zal ontvangen en accepteren. Indien dit niet mogelijk blijkt of wanneer het ziektebeeld van betrokkene verergert, bijvoorbeeld door het weigeren van medicatie, of het niet nakomen van de afspraken met de ambulante zorg, kan opname in een accommodatie met een beperking in de bewegingsvrijheid volgen.
De advocaat van betrokkene maakt namens betrokkene bezwaar tegen de hoeveelheid medicatie en hij verzoekt om binnen een jaar te starten met het afbouwen van het antipsychoticum Haldol. Nu de psychiater ter zitting afdoende heeft gemotiveerd waarom deze vorm van verplichte zorg nodig is, en voorlopig blijft, om het ernstig nadeel af te wenden, acht de rechtbank deze vorm van verplichte zorg noodzakelijk.
2.2.4.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.2.5.
De rechtbank komt op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen hiervoor is overwogen tot het oordeel dat is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1 (zoals nader toegelicht in de rechtsoverwegingen 2.2.2 tot en met 2.2.4) kunnen worden getroffen;
3.3
wijst het meer of anders verzochte af;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 12 september 2020.
Deze beschikking is op 12 maart 2020 mondeling gegeven door mr. A. Lablans, rechter, in tegenwoordigheid van J. Veldthuis, griffier, en op 20 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.