De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Eenheid Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2300-2015048649 d.d. 17 maart 2015 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
Rb. Limburg, 27-10-2015, nr. 03/700127-15
ECLI:NL:RBLIM:2015:9057
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
27-10-2015
- Zaaknummer
03/700127-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2015:9057, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 27‑10‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 27‑10‑2015
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor poging tot zware mishandeling.
Partij(en)
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700127-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 oktober 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum] ,
wonende te [adres verdachte] ,
hierna te noemen: de verdachte.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.R. Smeets, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld ter terechtzitting van 13 oktober 2015. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1, primair: heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden;
feit 1, subsidiair: [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
feit 1, meer subsidiair: heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2: [slachtoffer] heeft mishandeld.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1. primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden verklaard. Wel acht hij het onder 1. subsidiair tenlastegelegde bewezen, nu het letsel van de aangeefster kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Voorts heeft de officier van justitie verzocht de verdachte van feit 2. vrij te spreken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1. primair tenlastegelegde, nu geen sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op de dood van de aangeefster. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1. subsidiair tenlastegelegde, nu het bij de aangeefster geconstateerde letsel niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Het onder 1. meer subsidiair tenlastegelegde acht de raadsman wel bewezen.
Voorts heeft de raadsman ten aanzien van het onder 2. tenlastegelegde vrijspraak bepleit.
3.3
Het oordeel van de rechtbank1.
Feit 1
Op 15 maart 2015 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van zware mishandeling. Die dag stond de aangeefster in de tuin van haar woning aan de [adres slachtoffer] , in de gemeente Stein.2.Zij zag dat haar achterbuurman, genaamd [verdachte] (de rechtbank begrijpt: de verdachte) vanaf de achterzijde van zijn woning naar haar toe kwam gelopen met een honkbalknuppel in zijn handen. De aangeefster zag dat de verdachte deze honkbalknuppel boven zich hield. Direct hierna sloeg de verdachte in de richting van het hoofd van de aangeefster. De aangeefster heeft haar gezicht proberen te beschermen met haar rechterarm. Deze arm heeft de klap van de honkbalknuppel opgevangen. De aangeefster hoorde het kraken van een bot en zij voelde pijn. Door onderzoek in een ziekenhuis is vervolgens vastgesteld dat de rechterpols van de aangeefster is gebroken.3.
[getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij heeft gezien dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: de verdachte) op 15 maart 2015 heeft geslagen met een grijs voorwerp. De getuige zag de verdachte lopen en zag hem met dat voorwerp een beweging maken, waaruit hij de indruk kreeg dat deze [verdachte] met dat voorwerp wilde slaan. De verdachte deed dit met gestrekte arm van bovenaf in een benedenwaartse beweging. De getuige zag de aangeefster een afwerende beweging maken met haar arm. De getuige zag dat zij met het voorwerp op haar onderarm werd geraakt.4.
[getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij zag dat [verdachte] ( de rechtbank begrijpt: de verdachte) op 15 maart 2015 aan kwam rennen met een aluminium knuppel in zijn handen. Met deze knuppel maakte de verdachte een slaande beweging. De verdachte sloeg van boven naar beneden in de richting van het hoofd van het slachtoffer. De getuige zag dat de verdachte de pols van het slachtoffer raakte.5.
Conclusies en overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor gemelde bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 15 maart 2015 de aangeefster met een honkbalknuppel heeft geslagen. De verdachte heeft daarbij een slaande beweging gemaakt in de richting van het hoofd van de aangeefster met deze honkbalknuppel. De rechtbank stelt voorts vast dat de verdachte van boven naar beneden heeft geslagen. De aangeefster heeft deze slag met haar rechterarm afgeweerd, waardoor zij haar pols heeft gebroken.
Poging tot doodslag?
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is om deze slag met dat voorwerp te kwalificeren als een poging tot doodslag. De verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. primair tenlastegelegde.
(Poging tot) toebrengen zwaar lichamelijk letsel?
De rechtbank is van oordeel dat een gebroken pols niet kwalificeert als zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht, nu dit geen ziekte is zonder uitzicht op volkomen genezing of leidt tot een voortdurende ongeschiktheid tot de uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden. De rechtbank ziet voorts geen aanknopingspunt om dit letsel niettemin als zwaar lichamelijk letsel aan te merken. De rechtbank moet de verdachte het onder 1. subsidiair tenlastegelegde feit vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, door te handelen als hiervoor is omschreven, zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel oploopt. Indien [slachtoffer] de slag niet met haar arm had afgeweerd, werd zij naar alle waarschijnlijkheid door de honkbalknuppel tegen haar hoofd geraakt. Daarbij is de kans dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen – naar algemene ervaringsregels – aanmerkelijk. De rechtbank overweegt voorts dat uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte, kan worden afgeleid dat de verdachte die aanmerkelijke kans ook welbewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht aldus de onder 1. meer subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling bewezen.
Feit 2
Met de officier van justitie en de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2. tenlastegelegde feit omdat de inhoud van de verklaring van de aangeefster, dat zij door de verdachte werd mishandeld, niet door de inhoud van enig ander bewijsmiddel wordt ondersteund.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
feit 1 meer subsidiair:
op 15 maart 2015 te Elsloo, in de gemeente Stein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een honkbalknuppel in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
feit 1 meer subsidiair:
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Drs. [W.] , GZ-psycholoog, heeft een psychologisch onderzoek ingesteld naar de persoon van de verdachte. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt, gedateerd
20 juli 2015. Dit rapport vermeldt - zakelijk weergegeven – het volgende:
Betrokkene heeft in zijn leven een duurzaam en star patroon ontwikkeld van denken, voelen en handelen, dwangmatigheid precisie, vasthouden aan regels en procedures, dat kan leiden tot problemen in de omgang met anderen. Het beschreven beperkte sociale en beroepsmatige functioneren is passend bij een persoonlijkheidsstoornis.
Uit de persoonlijkheidsvragen en het klinische interview komen aanvullende aanwijzingen voor een obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis naar voren, waarin perfectionisme, gebrek aan flexibiliteit, emotionele onbuigzaamheid, een sterke behoefte aan controle, een streng geweten en rechtlijnige opvattingen, bezig zijn met regels en procedures, moeite met compromissen, spaarzaamheid, ordelijkheid en eigenwijsheid onderdeel van het karakter vormen. Degelijke mensen houden ook hun emoties en zeker woede sterk onder controle. Als ze er niet in slagen beheerst te blijven, raken ze helemaal van streek en kan agressie doorbreken en disproportionele vormen aannemen.
Betrokkene functioneert op een gemiddeld intelligentie niveau. Er zijn geen aanwijzingen voor middelen gebruik/misbruik en geen lichamelijke aandoeningen.
Waar betrokkene niet tegen kan is (terecht waargenomen of in zijn eigen beleving gepercipieerd) onrecht, overtreden van waarden en regels, of zich iets toe-eigenen wat iemand niet toekomt. Vanuit zijn obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis moeten zaken volgens de regels gaan. Gebeurt dit niet, dan gaat betrokkene dit gepercipieerde onrecht rechtzetten, zonder oog voor de relatie, met gebrek aan relativeringsvermogen en beperkte sociale vaardigheden om problemen op te lossen.
Vanuit zijn obsessief-compulsieve persoonlijkheidsproblematiek is betrokkene eerder geraakt door vermeend onrecht dan anderen, echter niet in die mate dat het zijn keuzemogelijkheden een vrijheid van handelen heeft beperkt. Mocht het tenlastegelegde bewezen worden, dan dient dit betrokkene volledig toegerekend te worden.
1. Betrokkene heeft zijn volledige medewerking verleend aan het onderzoek;
2. er is sprake van een obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis;
3. deze stoornis was aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde;
4. de persoonlijkheidsstoornis maakt dat betrokkene eerder geraakt is door dit soort conflicten dan anderen, echter niet in die mate dat het zijn keuzemogelijkheden en vrijheid van handelen beperkt heeft;
5. indien bewezen dienen de feiten betrokkene volledig toegerekend te worden.
De rechtbank
De deskundige concludeert op de in het rapport aangegeven gronden, dat bij bewezenverklaring van hetgeen verdachte is verweten, dit hem volledig kan worden toegerekend. De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en maakt die tot de hare.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De straf en/of de maatregel
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen acht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden contact- en een locatieverbod.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich bij een burenruzie schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door met een honkbalknuppel in de richting van het hoofd van [slachtoffer] te slaan. De verdachte heeft daarmee het risico genomen dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel op zou lopen. De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Dat het slachtoffer meer dan alleen een gebroken pols oploopt, is geenszins denkbeeldig.
Dit incident heeft zich bovendien afgespeeld in het zicht van meerdere buurtgenoten van de verdachte. Dergelijke feiten versterken de gevoelens van onveiligheid en onrust in de maatschappij in het algemeen en bij de getuigen hiervan in het bijzonder. Dat het handelen van de verdachte een enorme impact op het slachtoffer heeft gehad blijkt onmiskenbaar uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring.
In het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) is een oriëntatiepunt vastgesteld voor het bestraffen van zware mishandeling waarbij met behulp van een wapen, anders dan een vuurwapen, middelzwaar lichamelijk letsel is toegebracht, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden. Ten nadele van de verdachte heeft de rechtbank enerzijds in de overwegingen betrokken dat in dit geval de verdachte zijn honkbalknuppel als wapen heeft gebruikt, waardoor [slachtoffer] de kans heeft gelopen ernstig gewond te raken. De rechtbank houdt anderzijds ten voordele van de verdachte rekening met het feit dat het handelen van de verdachte niet heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het reeds genoemde rapport vandrs. [W.] heeft in het rapport van 20 juli 2015 (onder andere) het volgende vermeld –zakelijk weergegeven-:
De kans op herhaling van soortgelijke delicten is laag. Genoemd dient te worden een beperkt zelfinzicht en de aanwezigheid van een obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis. Beschermende factoren zijn geen middelengebruik, een gemiddelde intelligentie, vast huisvesting en de (financiële) ondersteuning door moeder.
Situationele factoren spelen daarnaast echter wel een belangrijke rol. Een risicofactor in zijn leven, die hem kan destabiliseren op langere termijn, is de hoge leeftijd van moeder en haar overlijdenskans, waardoor hij alleen komt te staan en geen eigen inkomsten heeft.
Het grootste risico op de korte termijn zit waarschijnlijk op dit moment in de spanningen in de buurt, de beeld- en partijvorming onder de buren, hetgeen als trigger kan werken voor betrokkene.
6.a. er is een kleine kans op recidive vanwege het gebrek aan zelfinzicht van betrokkene en de rigiditeit die voortkomt uit zijn persoonlijkheidsstoornis;
6.b. het grootste risico is gelegen in de beeld- en partijvorming in de buurt en de mogelijke provocerende acties door buurtgenoten. Op langere termijn is er een risico dat betrokkene alleen komt te staan zonder financiële middelen en steun van zijn moeder, waardoor hij uit balans kan raken;
6.c. door de spanningen (beeld- en partijvorming) in de buurt, in combinatie met de persoonlijkheid van betrokkene, zou het opnieuw tot een escalatie kunnen komen;
7. buurtbemiddeling wordt in elk geval geadviseerd, bij voorkeur op de korte termijn.
Indien het tenlastegelegde wordt bewezen, wordt een deels voorwaardelijke straf geadviseerd met als voorwaarden toezicht van de reclassering en contact- en straatverbod zolang de reclassering dit nodig acht, in afwachting van de resultaten van buurtbemiddeling.
De rechtbank zal, alles afwegende, aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor duur van vier maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan twee maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren. Voorts zal de rechtbank aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden koppelen, zoals deze worden geadviseerd door drs. [W.] .
7. De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafgeding gevoegd door een civiele vordering tot vergoeding van schade tot een bedrag van € 2.092,22 bij de rechtbank in te dienen. De benadeelde heeft de schade als volgt gespecificeerd:
- telefoonkosten: € 10,-
- parkeerkosten: € 54,-
- reiskosten: € 153,22
- eigen risico: € 375,-
- immateriële schade: € 1.500,-.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van het materiële gedeelte van de vordering. Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van het immateriële gedeelte van de vordering, echter dit bedrag te matigen tot € 500,-.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de posten ‘telefoonkosten’ en ‘eigen risico’ voor toewijzing in aanmerking komen. Voor het overige gedeelte van de vordering heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van de vordering, nu deze lastig te beoordelen is, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en dat daarom de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het slachtoffer materiële schade heeft geleden door de bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling.
Aangezien de verdediging de vordering van de benadeelde partij niet heeft betwist ten aanzien van de posten ‘telefoonkosten’ en ‘eigen risico’, zal de rechtbank deze bedragen toewijzen. Voorts zal de rechtbank de post ‘parkeerkosten’ naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 20,-. De post ‘reiskosten’ zal de rechtbank naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 60,-. De rechtbank zal voornoemde posten – nu deze kennelijk deels verbonden zijn aan het aspect van de psychische gevolgen - voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde ter onderbouwing van de door haar geleden immateriële schade een ‘Intakeverslag Specifieke Zorg Volwassenen’ heeft overgelegd. De rechtbank stelt tevens vast dat een deel van dit intakegesprek blanco is gemaakt in verband met de privacy. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor het feit dat maar een deel van de pagina ter beschikking is gesteld, kan de rechtbank hierdoor de omvang van de in deze relevante kosten niet vaststellen en niet toetsen of de psychische schade die de benadeelde ten gevolge van het bewezenverklaarde stelt te hebben opgelopen geheel aan de verdachte is toe te rekenen. De zaak aanhouden voor een verder onderzoek acht de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding. De rechtbank zal daarom de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van haar vordering en bepalen dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij aldus toewijzen tot een bedrag van€ 465,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 maart 2015 tot aan de dag van volledige voldoening. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8. Het beslag
De verdachte heeft het feit begaan met de inbeslaggenomen, maar nog niet teruggegeven honkbalknuppel. De rechtbank zal dit voorwerp verbeurd verklaren.
9. De wettelijke voorschriften
10. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder 1. primair, 1. subsidiair en 2. ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- -
verklaart het onder 1. meer subsidiair tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder punt 3.4 is omschreven;
- -
spreekt de verdachte vrij van wat onder 1. meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- -
verklaart dat het bewezenverklaarde is het strafbare feit, zoals dat hierboven onder punt 4. is omschreven;
- -
verklaart de verdachte daardoor strafbaar;
Straf
- -
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden;
- -
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- -
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte voor de duur van twee maanden voorwaardelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die wordt gesteld op twee jaren:
- -
zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
- -
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- -
geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de verdachte gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
zich melden uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis bij Reclassering Nederland (op het adres: Heerderweg 25, 6224 LA Maastricht); hierna zich zo frequent en zolang melden als deze reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht;
geen contact, onmiddellijk, noch middellijk met [slachtoffer] of [benadeelde] , een en ander met dien verstande dat onder dit contactverbod niet vallen contacten van of door tussenkomst van de raadsman van de verdachte en/of de reclassering;
niet zich begeven in de [adres slachtoffer] , gemeente Stein;
- -
geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- -
heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende in beslag genomen voorwerp:
574964 honkbalknuppel.
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
- -
wijst de vordering van de benadeelde [slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen € 465,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, te berekenen over de periode vanaf 15 maart 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- -
bepaalt dat de benadeelde voor het overige deel van haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- -
veroordeelt de verdachte in de kosten van de civiele procedure en begroot deze kosten aan de zijde van de benadeelde partij, de kosten van de tenuitvoerlegging van dit vonnis daaronder begrepen, tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve
van het slachtoffer, [slachtoffer] , van € 465,-, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 15 maart 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening, bij niet betaling en verhaal te vervangen door negen dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.A.F.M. Krol, voorzitter, mr. F.M. van Maanen Winters en mr. E.J. Govaers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.F. Driessen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2015.
Buiten staat
Mr. E.J. Govaers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 15 maart 2015 te Elsloo, in elk geval in de gemeente Stein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een honkbalknuppel, in elk geval met een hard voorwerp, in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 15 maart 2015 te Elsloo, in elk geval in de gemeente Stein, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken arm/pols, heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een honkbalknuppel, in elk geval met een hard voorwerp, te slaan;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 15 maart 2015 te Elsloo, in elk geval in de gemeente Stein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet met een honkbalknuppel, in elk geval met een hard voorwerp, in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 15 maart 2015 te Elsloo, in elk geval in de gemeente Stein, [slachtoffer] heeft mishandeld door deze te slaan en/of aan de haren te trekken.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700127-15
Proces-verbaal van de openbare terechtzitting van 27 oktober 2015 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum] ,
wonende te [adres verdachte] .
Raadsman is mr. W.R. Smeets, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is wel/niet in de zittingzaal aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft aan de verdachte kennis dat hij daartegen binnen een termijn van veertien dagen na heden hoger beroep kan instellen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 27‑10‑2015
Proces-verbaal aangifte d.d. 15 maart 2015, als weergegeven op pagina 4 van de doornummering.
Proces-verbaal aangifte d.d. 15 maart 2015, als weergegeven op pagina 5 van de doornummering.
Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 30 april 2015, geen onderdeel uitmakende van de doornummering.
Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 30 april 2015, geen onderdeel uitmakende van de doornummering.