Einde inhoudsopgave
Comptabiliteitswet 2016
Artikel 6.7 Toezicht door Onze Ministers op schatkistbankieren
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
22-03-2017, Stb. 2017, 139 (uitgifte: 07-04-2017, kamerstukken: 34426)
- Inwerkingtreding
01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-05-2017, Stb. 2017, 253 (uitgifte: 19-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Rijksfinanciën
Staatsrecht / Algemeen
1.
Onze Minister die het aangaat is belast met het toezicht op:
- a.
het schatkistbankieren door de rechtspersonen die krachtens artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, zijn aangewezen;
- b.
het uitzetten van de liquide middelen door de rechtspersonen die krachtens artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder b, zijn aangewezen;
- c.
het in artikel 5.8 bepaalde.
2.
Een rechtspersoon die krachtens artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a en b, is aangewezen verstrekt op verzoek van Onze Minister die het aangaat de informatie die hij voor zijn toezicht, bedoeld in het eerste lid, nodig acht.
3.
De rechtspersonen die krachtens artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a en b, zijn aangewezen, verrichten op verzoek van Onze Minister die het aangaat een onderzoek naar de naleving van de verplichtingen, bedoeld de artikelen 5.2 tot en met 5.4 en 5.7 en 5.8. Het onderzoek wordt verricht door de accountant die belast is met de controle van de jaarrekening van die rechtspersoon. De rechtspersonen sturen het verslag van het onderzoek naar Onze Minister die het aangaat.
4.
Onze Minister die het aangaat kan een rechtspersoon die krachtens artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a en b, is aangewezen en die zich niet houdt aan het bij of krachtens de artikelen 5.1, tot en met 5.4 en 5.7 en 5.8 bepaalde, de aanwijzing geven hieraan alsnog te voldoen.