Computerrecht 2019/51
In dit arrest van het Hof Den Haag wordt duidelijk gemaakt dat op grond van de regeling van de netwerkzoeking geen zoeking achteraf en op afstand mag plaatsvinden. Ook legt het Hof uit met welke overwegingen rechtbanken kunnen omgaan als de verdachte claimt dat hij of zij is gehackt en iemand anders het delict heeft gepleegd (het “hackverweer”).
Hof Den Haag 19-12-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3529, m.nt. mr. dr. J.J. Oerlemans
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
19 december 2018
- Magistraten
Mrs. Chr.A. Baardman, A. Kuijer en J.W. van den Hurk
- Zaaknummer
22-004828-15
- Noot
mr. dr. J.J. Oerlemans
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS26849:1
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHDHA:2018:3529, Uitspraak, Hof Den Haag, 19‑12‑2018
- Wetingang
(Art. 138ab, 139d, 311 en 326 Sr; art. 26ng lid 2 en 125j Sv)
Essentie
In dit arrest van het Hof Den Haag wordt duidelijk gemaakt dat op grond van de regeling van de netwerkzoeking geen zoeking achteraf en op afstand mag plaatsvinden. Ook legt het Hof uit met welke overwegingen rechtbanken kunnen omgaan als de verdachte claimt dat hij of zij is gehackt en iemand anders het delict heeft gepleegd (het “hackverweer”).
Partij(en)
Arrest (ingekort)
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 21 oktober 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.