NJ 1942/22
Reallseerlng van het pand door den pand-crediteur overeenkomstig art. 57 Fw. Opbrengst minder dan het den pandcrediteur verschuldigde. Curator vordert de opbrengst, op grond dat de in het faillissement opgekomen accijnscredlteur (de Staat) boven den pandhouder bevoorrecht is (wet 29 Dec. 1922 S. 755) en diens vordering grooter is dan de opbrengst van het pand. Vordering niet ontvankelijk verklaard. Cassatieberoep verworpen.
HR 10-04-1941, ECLI:NL:HR:1941:146, m.nt. Prof. Mr. Paul Scholten (Braakman/Incassobank,Wijnaccijns)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 april 1941
- Magistraten
Mrs. van Gelein Vitringa, Fick, Meckmann, van der Meulen en Hijink.
- Zaaknummer
[10041941/NJ_1942-22]
- Conclusie
Mr. Rombach
- Noot
Prof. Mr. Paul Scholten
- Roepnaam
Braakman/Incassobank
Wijnaccijns
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS131868:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1941:146, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑04‑1941
- Wetingang
(Fw art. 57.)
Essentie
Reallseerlng van het pand door den pand-crediteur overeenkomstig art. 57 Fw. Opbrengst minder dan het den pandcrediteur verschuldigde. Curator vordert de opbrengst, op grond dat de in het faillissement opgekomen accijnscredlteur (de Staat) boven den pandhouder bevoorrecht is (wet 29 Dec. 1922 S. 755) en diens vordering grooter is dan de opbrengst van het pand. Vordering niet ontvankelijk verklaard. Cassatieberoep verworpen.
Samenvatting
Nu de pandcrediteur tijdig zijn recht heeft uitgeoefend, kon de curator geenerlei recht op de opbrengst van het pand doen gelden en is hij terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, die, in strijd met de bij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.