Hof Amsterdam, 05-12-2016, nr. 23-001486-16
ECLI:NL:GHAMS:2016:5642
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
05-12-2016
- Zaaknummer
23-001486-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2016:5642, Uitspraak, Hof Amsterdam, 05‑12‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:426
Uitspraak 05‑12‑2016
Inhoudsindicatie
Het sturen van brieven aan de (loco-)burgemeester met een voor een politieambtenaar grievende inhoud kan niet worden aangemerkt als een vorm van belediging die in art. 266 Sr strafbaar als derde strafbaar is gesteld.
parketnummer: 23-001486-16
datum uitspraak: 5 december 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 april 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13/659127-15 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
adres: [adres] .
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 november 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog van belang, ten laste gelegd dat:
1.hij, in de periode van 9 januari 2013 tot en met 11 december 2014, te Amstelveen, in elk geval in Nederland, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer] , gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, bij geschrift, te weten meerdere brieven, in elk geval één brief, welke zijn/is gericht aan de burgemeester van Amstelveen en/of de locoburgemeester van Amstelveen en/of (een) medewerker(s) van de gemeente Amstelveen, de woorden:
- " [slachtoffer] is dan ook echt rijp voor PBC, verplichte opname is noodzakelijk" en/of
- "Zijn breivikmentaliteit heeft lang genoeg geduurd" en/of
- "Deze illegale agent staat in Amstelveen bekend als een psychopaat, racist, fantast, crimineel etc." en/of
- Amstelveners weten dat het een kakkerlak is en blijft" en/of
- "Nu deze racist-psychopaat-fantast-ronselaar etc. door kan" en/of
- "Ik zal burgers en de democratische rechtsstaat beschermen tegen zo'n breivik sympathisant" en/of
- "Deze rechts-extremist mag dan denken zijn straf te ontlopen, maar het tegendeel is waar" en/of - [slachtoffer] is een verrader van de democratie en is een openlijke jihadist" en/of
- [slachtoffer] is een n.afrikanen jager die niets van etniciteit afweet" en/of
- "Deze openlijke racist is namelijk nog steeds werkzaam als agent" en/of
- "Hij is een groot gevaar voor de burgers, de staat en zichzelf" en/of- "Dat [slachtoffer] nog steeds werkt als agent is hetzelfde als de voorzitter van ex-partij [naam] die directeur is van een crèche" en/of
- "Europa mag dan in de ban zijn van aanslagen op de democratie en vrijheid maar dat wordt gevoegd door racisten zoals [slachtoffer] "
- "In Amstelveen is hij al bekend als psychopaat maar ook in Amsterdam is zijn ster rijzende",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking,
heeft toegezonden en/of aangeboden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Vrijspraak
Op grond van de stukken van het procesdossier kan het volgende worden vastgesteld. Op 18 augustus 2011 heeft politieambtenaar [slachtoffer] de verdachte aangehouden voor het niet op eerste vordering van een opsporingsambtenaar overhandigen van een geldig identificatiebewijs. Naar aanleiding van dat optreden is de verdachte – in de woorden van [slachtoffer] – een hetze tegen laatstgenoemde begonnen. Daarbij heeft de verdachte op 16 oktober 2013, 9 april 2013 en 11 december 2014 brieven geschreven en verstuurd die waren gericht aan respectievelijk de (toenmalige) locoburgemeester van Amstelveen en twee opvolgend burgemeesters van die gemeente. In die brieven maakt hij melding van vermeende eigenschappen en opvattingen van [slachtoffer] en van onoirbare ambtshandelingen van [slachtoffer] en de [slachtoffer] en worden die gemeentelijk bestuurders opgeroepen [slachtoffer] onmiddellijk te ontslaan. De brieven zijn door de gemeente ter beschikking gesteld aan de politie en hebben [slachtoffer] kennelijk via dat kanaal bereikt. In de brieven zijn de bewoordingen gebezigd die onder de eerste negen gedachtestreepjes in de tenlastelegging zijn opgenomen. Het beklag van de verdachte over het politieoptreden van 18 augustus 2011 namens de Politie, eenheid Amsterdam, is bij brief van 16 januari 2013 afgedaan met de vaststelling dat het optreden door de politie jegens de verdachte rechtmatig is geweest.
Het hof stelt voorop dat de inhoud van de brieven buitengewoon kwetsend is voor [slachtoffer] , temeer omdat (ook het hof) nog niet eens van een begin van aannemelijkheid is gebleken van de juistheid van de aantijgingen die de verdachte in zijn richting heeft gedaan. De vraag die in deze strafzaak echter voorligt, is of de gedragingen van de verdachte zoals deze onder 1 in de tenlastelegging zijn opgenomen, onder het bereik van art. 266 (en 267) van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kunnen worden gebracht. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend. Daartoe is het volgende redengevend.
De tenlastelegging is geënt op het derde type belediging dat in art. 266, eerste lid, Sr strafbaar is gesteld, te weten de belediging die is aangedaan door het toezenden of aanbieden van een geschrift of afbeelding. Daarbij moet aangenomen worden dat de steller van de tenlastelegging de daarin genoemde termen ‘toegezonden’ en ‘aangeboden’ in de betekenis van evengenoemde wetsbepaling heeft gebezigd.
Uit de parlementaire geschiedenis van deze bepaling, die onder 3.22 en 3.23 is weergegeven in de onder ECLI:NL:PHR:2005:AS8465 gepubliceerde conclusie van de advocaat-generaal bij de Hoge Raad Machielse van 22 februari 2005, leidt het hof af dat onder het toezenden of aanbieden in de zin van de wet niet kan worden begrepen de situatie waarin een geschrift aan een derde is toegezonden of aangeboden met de bedoeling of in de bewustheid van de waarschijnlijkheid dat de beledigde persoon dat geschrift onder ogen krijgt; het moet gaan om een tot de beledigde gericht geschrift. Anders dan door het openbaar ministerie is gesteld, kan het tegendeel naar het oordeel van het hof niet worden afgeleid uit het arrest van de Hoge Raad van 22 december 1992 (92.210, ongepubliceerd). Het hof tekent daarbij verder aan dat het in die laatste zaak kort gezegd ging om geschriften die geacht konden worden te zijn aangeboden aan de beledigden – het openbaar bestuur van een gemeente en bepaalde ambtenaren van diezelfde gemeente – omdat de vier brieven door één van de twee betrokken verdachten waren afgegeven in het gemeentehuis bij de balie van Algemene Zaken. In de onderhavige zaak is van een dergelijk nauw verband tussen de plek waar de geschriften feitelijk zijn aangeboden en de ambtenaar om wie het in die stukken gaat geen sprake.
Het voorgaande brengt in de voorliggende zaak mee dat – anders dan de rechtbank heeft geoordeeld – het door de verdachte versturen van de aan de locoburgemeester en de opvolgend burgemeesters van Amstelveen gerichte brieven niet kan worden aangemerkt als het ‘toezenden’ of ‘aanbieden’ van geschriften in de zin van art. 266, eerste lid, Sr. Vanwege het beperkte bereik dat de wetgever aan deze bepaling heeft willen geven doet aan die conclusie niet af dat er bij het versturen van de brieven, nu deze waren gericht aan gezagsdragers onder wiens gezag [slachtoffer] (in bepaalde situaties1.) stond en gezien de indringende inhoud van de brieven, op kon worden gerekend dat [slachtoffer] uiteindelijk op enigerlei wijze op de hoogte van de stukken zou raken.
Aan de beantwoording van door de raadsman opgeworpen vraag in hoeverre bij de verdachte metterdaad opzet op het beledigen van [slachtoffer] heeft bestaan (bijvoorbeeld in de vorm van waarschijnlijkheidsbewustzijn) komt het hof niet meer toe.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof overweegt dat de verdachte niet schuldig wordt verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.A.A. Postma, mr. J.J.I. de Jong en mr. R.A.F. Gerding, in tegenwoordigheid van S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 december 2016.
Mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 05‑12‑2016