Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering
Artikel 14
Geldend
Geldend van 09-07-2018 tot 10-07-2027
- Bronpublicatie:
30-05-2018, PbEU 2018, L 156 (uitgifte: 19-06-2018, regelingnummer: 2018/843)
- Inwerkingtreding
09-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-05-2018, PbEU 2018, L 156 (uitgifte: 19-06-2018, regelingnummer: 2018/843)
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Belastingadviseur
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De lidstaten verlangen dat de verificatie van de identiteit van de cliënt en de uiteindelijk begunstigde plaatsvindt voordat een zakelijke relatie wordt aangegaan of een transactie wordt verricht. Bij het aangaan van een nieuwe zakelijke relatie met een vennootschap of andere juridische entiteit, of een trust of een juridische constructie met een soortgelijke structuur of soortgelijke functies als een trust (‘soortgelijke juridische constructie’) waarvan op grond van artikel 30 of 31 informatie over de uiteindelijk begunstigden moet worden geregistreerd, verzamelen de meldingsplichtige entiteiten een bewijs van registratie of een uittreksel uit het register.
2.
In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten toestaan dat de verificatie van de identiteit van de cliënt en de uiteindelijk begunstigde wordt afgerond terwijl een zakelijke relatie wordt aangegaan indien dit noodzakelijk is om de normale gang van zaken niet te onderbreken en indien het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering gering zijn. In die omstandigheden wordt die procedure zo spoedig mogelijk na het eerste contact afgerond.
3.
In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten toestaan dat een rekening bij een kredietinstelling of een financiële instelling wordt geopend, met inbegrip van rekeningen waarmee effectentransacties kunnen worden verricht, mits er voldoende waarborgen bestaan dat er noch door de cliënt noch in zijn naam transacties worden verricht voordat de in lid 1, eerste alinea, onder a) en b), vastgelegde cliëntenonderzoeksvoorschriften volledig zijn nageleefd.
4.
De lidstaten verlangen dat indien een meldingsplichtige entiteit niet tot naleving van de in artikel 13, lid 1, eerste alinea, onder a), b) of c), vastgelegde cliëntenonderzoeksvoorschriften in staat is, deze geen transactie via een bankrekening verricht, geen zakelijke relatie aangaat of geen transactie uitvoert en de zakelijke relatie beëindigt en overweegt overeenkomstig artikel 33 met betrekking tot de cliënt een verdachte transactie bij de FIE te melden.
De lidstaten passen de eerste alinea niet toe op notarissen, andere onafhankelijke beoefenaren van een juridisch beroep, auditors, externe accountants en belastingadviseurs, uitsluitend in zoverre die personen de rechtspositie van hun cliënt bepalen of hun taak van verdediging of vertegenwoordiging van die cliënt verrichten in het kader van of in verband met een rechtsgeding, daaronder begrepen advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding.
5.
De lidstaten verlangen dat meldingsplichtige entiteiten cliëntenonderzoeksmaatregelen niet alleen toepassen op alle nieuwe cliënten, maar te gepasten tijde ook op bestaande cliënten naargelang van de risicogevoeligheid van deze cliënten, of wanneer de relevante omstandigheden van een cliënt veranderen, of wanneer de meldingsplichtige entiteit wettelijk verplicht is in de loop van het betrokken kalenderjaar contact op te nemen met de cliënt voor het evalueren van relevante informatie met betrekking tot de uiteindelijk begunstigde(n), of indien de meldingsplichtige entiteit hiertoe verplicht was uit hoofde van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad (1).
Voetnoten
Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1).