Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2130 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd tijdens en na documentencontroles, overeenstemmingscontroles en materiële controles van dieren en goederen die onderworpen zijn aan officiële controles aan grenscontroleposten
Bijlage I Gedetailleerde regels voor de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd tijdens materiële controles van de in artikel 4, lid 3, bedoelde dieren
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
25-11-2019, PbEU 2019, L 321 (uitgifte: 12-12-2019, regelingnummer: 2019/2130)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2019, PbEU 2019, L 321 (uitgifte: 12-12-2019, regelingnummer: 2019/2130)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Douane (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Veterinair recht
Dierenrecht / Dierenwelzijn
I. Inspectie inzake de geschiktheid van de dieren om verder te worden vervoerd
1
Alle dieren worden door middel van visuele inspectie algemeen beoordeeld om na te gaan of zij geschikt zijn voor verder vervoer; hierbij wordt rekening gehouden met de tijd die zij al onderweg zijn en de voorzieningen die al werden getroffen voor het voederen, drenken en laten rusten van de dieren. Ook de nog resterende reistijd en de voorgestelde voorzieningen voor het voederen, drenken en laten rusten van de dieren voor dat deel van de reis worden in acht genomen.
2
Er wordt gecontroleerd of de voor het vervoer van de dieren gebruikte vervoermiddelen en het journaal in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad (1).
II. Klinisch onderzoek
1
Het klinisch onderzoek van de dieren bestaat uit een visueel onderzoek van alle dieren en omvat ten minste het volgende:
- a)
een visueel onderzoek van de dieren, met inbegrip van een algemene beoordeling van de gezondheidsstatus van de dieren, de mogelijkheid van de dieren om vrij te bewegen, de staat van de huid en de mucosae van de dieren en eventuele tekenen van abnormale afscheiding;
- b)
controle van het ademhalingsstelsel en het spijsverteringsstelsel;
- c)
steekproefsgewijze controle van de lichaamstemperatuur wanneer anomalieën zijn vastgesteld als bedoeld in de punten a) of b);
- d)
palpatie wanneer anomalieën zijn vastgesteld als bedoeld in de punten a), b) of c).
2
Bij zendingen fok- of gebruiksdieren wordt klinisch onderzoek verricht bij ten minste 10 % van de dieren met een minimum van tien dieren, die zo zijn gekozen dat zij representatief zijn voor de gehele zending. Wanneer de zending uit minder dan tien dieren bestaat, worden de controles op alle dieren in de zending uitgevoerd.
3
Bij zendingen slachtdieren wordt klinisch onderzoek verricht bij ten minste 5 % van de dieren met een minimum van vijf dieren, die zo zijn gekozen dat zij representatief zijn voor de gehele zending. Wanneer de zending uit minder dan vijf dieren bestaat, worden de controles op alle dieren in de zending uitgevoerd.
4
Wanneer bij de materiële controles van de overeenkomstig de punten 2 en 3 gecontroleerde dieren geen bevredigende resultaten zijn verkregen, wordt het aantal gecontroleerde dieren verhoogd en wordt eventueel het totale aantal dieren in de zending gecontroleerd.
5
De onderstaande dieren hoeven geen individueel klinisch onderzoek te ondergaan:
- —
pluimvee,
- —
vogels,
- —
aquacultuurdieren en alle levende vis,
- —
knaagdieren,
- —
haasachtigen,
- —
bijen en andere insecten,
- —
reptielen en amfibieën,
- —
andere ongewervelde dieren,
- —
bepaalde dierentuindieren en circusdieren, met inbegrip van hoefdieren, die als gevaarlijk worden beschouwd,
- —
pelsdieren.
6
Voor de in punt 5 bedoelde dieren omvat het klinisch onderzoek een observatie van de gezondheidstoestand en het gedrag van de gehele groep of van een representatief aantal dieren. Wanneer uit het hierboven genoemd klinisch onderzoek enige anomalie blijkt, wordt een grondiger klinisch onderzoek verricht, eventueel met inbegrip van bemonstering.
7
In het geval van levende vis, schaal- en weekdieren en voor wetenschappelijke onderzoekscentra bestemde dieren met een gecertificeerde specifieke gezondheidsstatus, die onder gecontroleerde omstandigheden in verzegelde containers worden vervoerd, worden het klinisch onderzoek en de bemonstering alleen uitgevoerd wanneer wordt vermoed dat er een specifiek risico bestaat in verband met de betrokken soort of de herkomst ervan of wanneer andere onregelmatigheden zijn vastgesteld.
III. Bemonstering van hoefdieren
1
Er wordt nagegaan of zendingen van hoefdieren in overeenstemming zijn met de gezondheidsvoorschriften in de begeleidende officiële certificaten of documenten, of de elektronische equivalenten daarvan, door middel van de volgende bemonsteringsprocedure:
- a)
ten minste 3 % van de zendingen die maandelijks aan de grenscontrolepost aankomen, wordt serologisch bemonsterd, met uitzondering van geregistreerde paarden als omschreven in artikel 2, onder c), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/659 van de Commissie (2), die vergezeld gaan van een individueel gezondheidscertificaat waarin wordt verklaard dat aan de in die uitvoeringsverordening vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften is voldaan. Ten minste 10 % van de dieren in elke partij wordt bemonsterd, met een minimum van vier dieren. Als de bevoegde autoriteit redenen heeft om aan te nemen dat die bemonstering niet sluitend is, wordt dat percentage verhoogd en wordt eventueel het totale aantal dieren in de betrokken zending gecontroleerd;
- b)
na een risicobeoordeling door de officiële dierenarts of wanneer de wetgeving van de Unie daarin voorziet, kunnen de nodige monsters worden genomen van een willekeurig dier in een zending die voor de officiële controles wordt aangeboden;
- c)
de laboratoriumtests die moeten worden uitgevoerd om na te gaan of aan de veterinairrechtelijke voorschriften is voldaan en, in voorkomend geval, of er residuen en contaminanten aanwezig zijn, worden onverwijld verricht.
Voetnoten
Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1).
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/659 van de Commissie van 12 april 2018 betreffende de voorschriften voor het binnenbrengen in de Unie van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paardachtigen (PB L 110 van 30.4.2018, blz. 1).