Einde inhoudsopgave
Richtlijn 93/38/EEG houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2004
- Bronpublicatie:
16-04-2003, PbEU 2003, L 236 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-04-2003, PbEU 2003, L 236 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
EU-recht / Marktintegratie
Europees belastingrecht (V)
Richtlijn van 14 juni 1993 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie
De Raad van de Europese Gemeenschappen,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 57, lid 2, laatste zin, en de artikelen 66, 100 A en 113,
Gezien het voorstel van de Commissie (1), Gezien het advies van het Europees Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
- 1.
Overwegende dat de maatregelen dienen te worden vastgesteld die ertoe bestemd zijn geleidelijk de interne markt tot stand te brengen in de loop van een periode die eindigt op 31 december 1992; dat de interne markt een ruimte zonder binnengrenzen omvat waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd;
- 2.
Overwegende dat beperkingen op het vrije verkeer van goederen en het vrij verrichten van diensten ten aanzien van opdrachten voor leveringen en voor diensten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie verboden zijn op grond van de artikelen 30 en 59 van het Verdrag;
- 3.
Overwegende dat ingevolge artikel 97 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie geen enkele op de nationaliteit gegronde beperking kan worden aangevoerd tegen ondernemingen die onder de rechtsmacht van een Lid-Staat vallen, wanneer zij aan de bouw van installaties van wetenschappelijke of industriële aard op het gebied van de kernenergie binnen de Gemeenschap wensen deel te nemen of daarop betrekking hebbende diensten wensten te verrichten;
- 4.
Overwegende dat voor de verwezenlijking van deze doelstellingen tevens coördinatie van de gunningsprocedures die door de in deze sectoren werkzame diensten worden gehanteerd, noodzakelijk is;
- 5.
Overwegende dat in het Witboek over de voltooiing van de interne markt een tijdschema en een actieprogramma zijn opgenomen om de openstelling van overheidsopdrachten te verwezenlijken voor de sectoren die zijn uitgesloten van de werkingssfeer van Richtlijn 71/305/EEG van de Raad van 26 juli 1971 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (4) en Richtlijn 77/62/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen (5);
- 6.
Overwegende dat in het Witboek over de voltooiing van de interne markt eveneens een actieprogramma en een tijdschema zijn opgenomen om de openstelling van de opdrachten voor het verrichten van diensten te verwezenlijken;
- 7.
Overwegende dat water- en energievoorziening en vervoer alsmede, wat Richtlijn 77/62/EEG betreft, telecommunicatie van deze uitgesloten sectoren deel uitmaken;
- 8.
Overwegende dat de voornaamste reden voor deze uitsluiting was dat de diensten die zich op dit terrein bewegen in sommige gevallen onder het publiekrecht, in andere gevallen onder het privaatrecht vallen;
- 9.
Overwegende dat de desbetreffende diensten, gezien de noodzaak van een werkelijke openstelling van de markt en van een evenwichtige toepassing van de voorschriften inzake opdrachten in deze sectoren, op andere wijze dienen te worden omschreven dan door verwijzing naar hun rechtsvorm;
- 10.
Overwegende dat de ten aanzien van het plaatsen van overheidsopdrachten op te lossen problemen in de vier betrokken sectoren van dezelfde aard zijn, zodat ze in een enkel instrument kunnen worden geregeld;
- 11.
Overwegende dat een van de belangrijkste redenen waarom de in deze sectoren werkzame diensten geen gebruik maken van aanbestedingsprocedures, op Europees niveau, gelegen is in het gesloten karakter van de markten waarin zij werkzaam zijn als gevolg van het bestaan van door de nationale overheid verleende bijzondere of uitsluitende rechten voor de bevoorrading, het ter beschikking stellen of de exploitatie van de netten die de betrokken dienst verstrekken, de exploitatie van een bepaald geografisch gebied met een bepaald oogmerk, het ter beschikking stellen of de exploitatie van openbare telecommunicatienetwerken of het verrichten van openbare telecommunicatiediensten;
- 12.
Overwegende dat een andere belangrijke reden waarom in deze sectoren geen communautaire mededinging bestaat, het feit is dat de nationale overheid op velerlei wijze invloed kan uitoefenen op het gedrag van deze diensten, met name door deelneming in het kapitaal of vertegenwoordiging in de directie of in de bestuurs- of toezichtsorganen;
- 13.
Overwegende dat de werkingssfeer van deze richtlijn zich niet dient uit te strekken tot werkzaamheden van deze diensten die buiten de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie liggen, dan wel er binnen liggen maar toch rechtstreeks blootstaan aan de concurrentie op marktgebieden waar de toegang niet aan beperking onderhevig is;
- 14.
Overwegende dat deze diensten gemeenschappelijke aanbestedingsvoorschriften dienen toe te passen voor hun werkzaamheden met betrekking tot water; dat bepaalde diensten thans reeds onder de Richtlijnen 71/305/EEG en 77/62/EEG vallen voor hun werkzaamheden op het gebied van de waterhuishouding, irrigatie, drainage, alsmede de verwijdering en behandeling van afvalwater;
- 15.
Overwegende echter dat de voorschriften als die welke zijn voorgesteld voor opdrachten voor leveringen ongeschikt zijn voor de aankoop van water, gezien de noodzaak zich te bevoorraden bij bronnen in de nabijheid van de plaats van gebruik;
- 16.
Overwegende dat, wanneer aan nauwkeurig omschreven voorwaarden is voldaan, voor de exploitatie van een geografisch gebied met het oog op prospectie of winning van aardolie, gas, steenkool of andere vaste brandstoffen een alternatieve regeling kan worden getroffen, waarmee eveneens de doelstelling van openstelling van de opdrachten kan worden verwezenlijkt; dat de Commissie toezicht moet houden op het naleven van deze voorwaarden door de Lid-Staten die van deze alternatieve regeling gebruik maken;
- 17.
Overwegende dat de Commissie heeft aangekondigd dat zij maatregelen zal voorstellen om de belemmeringen in het grensoverschrijdend verkeer van elektriciteit vóór eind 1992 op te heffen; dat voorschriften voor het plaatsen van opdrachten als die welke zijn voorgesteld voor opdrachten voor leveringen, niet toereikend zijn om de belemmeringen bij de aankoop van energie en brandstof in de sector energie te verwijderen; dat deze aankopen derhalve niet in de werkingssfeer van deze richtlijn dienen te worden opgenomen, met dien verstande dat deze vrijstelling opnieuw door de Raad zal worden bezien op de grondslag van een verslag en voorstellen van de Commissie;
- 18.
Overwegende dat de Verordeningen (EEG) nr. 3975/87 6. en (EEG) nr. 3976/87 7., Richtlijn 87/601/EEG 8. en Beschikking 87/602/EEG (9) ertoe strekken meer concurrentie tot stand te brengen tussen de diensten die luchtvervoerdiensten aan het publiek aanbieden en dat deze diensten bijgevolg thans niet behoeven te worden opgenomen in deze richtlijn, met dien verstande dat de situatie later opnieuw moet worden onderzocht in het licht van de vooruitgang die is geboekt op het gebied van de concurrentie;
- 19.
Overwegende dat het met het oog op de huidige concurrentie in het communautaire zeevervoer voor de meeste opdrachten in deze sector onjuist zou zijn gedetailleerde procedures voor te schrijven; dat moet worden toegezien op de situatie van de zeevervoerders die zeeveerboten exploiteren; dat bepaalde kust- of rivierveerdiensten die door overheidsorganen worden geëxploiteerd, niet langer mogen worden uitgesloten van de werkingssfeer van de Richtlijnen 71/305/EEG en 77/62/EEG;
- 20.
Overwegende dat de naleving van de bepalingen inzake werkzaamheden die niet onder de onderhavige richtlijn vallen, dient te worden vergemakkelijkt;
- 21.
Overwegende dat de voorschriften voor de gunning van opdrachten voor het verrichten van diensten zo nauw mogelijk dienen aan te sluiten bij die voor opdrachten voor leveringen en uitvoering van werken als bedoeld in deze richtlijn;
- 22.
Overwegende dat het noodzakelijk is belemmeringen voor het vrij verrichten van diensten te vermijden; dat derhalve dienstverrichters natuurlijke personen of rechtspersonen kunnen zijn; dat deze richtlijn evenwel de toepassing, op nationaal niveau, van de voorschriften inzake de voorwaarden voor de uitoefening van een werkzaamheid of van een beroep onverlet laat, voor zover deze voorschriften zich met het Gemeenschapsrecht verdragen;
- 23.
Overwegende dat, zowel met het oog op de toepassing van de procedurevoorschriften inzake aanbestedingen als voor controledoeleinden, de dienstensector het best wordt omschreven door deze onder te verdelen in categorieën die met bepaalde posten van een gemeenschappelijke nomenclatuur overeenkomen; dat de bijlagen XVI A en XVI B van deze richtlijn verwijzen naar de CPC-nomenclatuur (gemeenschappelijke indeling van de produkten) van de Verenigde Naties; dat deze nomenclatuur in de toekomst eventueel zal worden vervangen door een communautaire nomenclatuur; dat moet worden voorzien in de mogelijkheid de verwijzing naar de CPC-nomenclatuur in de bijlagen XVI A en XVI B dienovereenkomstig aan te passen;
- 24.
Overwegende dat door deze richtlijn wel het verrichten van diensten op contractuele, doch niet op andere grondslag, zoals op die van wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen of van arbeidsovereenkomsten, wordt bestreken;
- 25.
Overwegende dat volgens artikel 130 F van het Verdrag het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling een van de middelen is om de wetenschappelijke en technologische bases van de Europese industrie te versterken en dat het openstellen van opdrachten daartoe zal bijdragen; dat de cofinanciering van onderzoeksprogramma's niet onder deze richtlijn zou moeten vallen; dat derhalve die opdrachten voor diensten voor onderzoek en ontwikkeling buiten deze richtlijn vallen waarvan de resultaten niet in hun geheel door de aanbestedende dienst kunnen worden gebruikt bij de uitoefening van eigen werkzaamheden, voor zover de dienstverrichting volledig door de aanbestedende dienst wordt beloond;
- 26.
Overwegende dat overeenkomsten met betrekking tot de verwerving of huur van gronden, bestaande gebouwen of andere onroerende zaken bijzondere kenmerken vertonen, waardoor het niet dienstig is daarop aanbestedingsvoorschriften toe te passen;
- 27.
Overwegende dat arbitrage- en bemiddelingsdiensten meestal worden verricht door instanties of personen die worden aangewezen of uitgekozen op een wijze die niet aan aanbestedingsvoorschriften kan worden onderworpen;
- 28.
Overwegende dat de opdrachten voor het verrichten van diensten als bedoeld in deze richtlijn niet de opdrachten voor de uitgifte, de aankoop, de verkoop en de overdracht van effecten of andere financiële instrumenten omvatten;
- 29.
Overwegende dat deze richtlijn niet van toepassing dient te zijn op opdrachten wanneer zij geheim zijn verklaard of wanneer de wezenlijke veiligheidsbelangen van de Staat kunnen worden geschaad, of op opdrachten die worden geplaatst volgens andere regels die in bestaande internationale overeenkomsten of door internationale organisaties zijn vastgesteld;
- 30.
Overwegende dat, indien er slechts één aangewezen voorzieningsbron bestaat, de opdrachten onder bepaalde voorwaarden geheel of ten dele van de toepassing van deze richtlijn kunnen worden uitgezonderd;
- 31.
Overwegende dat de bestaande internationale verplichtingen van de Gemeenschap of de Lid-Staten niet mogen worden beïnvloed door de voorschriften van deze richtlijn;
- 32.
Overwegende dat bepaalde opdrachten voor het verrichten van diensten, toegekend aan een verbonden onderneming waarvan de voornaamste activiteit op het gebied van diensten erin bestaat deze diensten te verlenen aan de groep waarvan zij deel uitmaakt en niet deze diensten op de markt te verhandelen, moeten worden uitgesloten;
- 33.
Overwegende dat gedurende een overgangsperiode de volledige toepassing van deze richtlijn moet worden beperkt tot opdrachten voor diensten waarvoor de bepalingen van de richtlijn de mogelijkheden tot uitbreiding van het grensoverschrijdende handelsverkeer ten volle garanderen; dat wat opdrachten voor andere diensten betreft, de situatie een zekere tijd moet worden gevolgd, alvorens de richtlijn daarop volledig van toepassing wordt verklaard; dat de wijze waarop het volgen geschiedt, in de richtlijn dient te worden geregeld, en wel zodanig dat belanghebbenden toegang hebben tot de relevante informatie;
- 34.
Overwegende dat de communautaire voorschriften inzake de onderlinge erkenning van diploma's, certificaten en andere titels van toepassing zijn, wanneer voor deelneming aan een aanbestedingsprocedure of aan een prijsvraag voor ontwerpen een bepaalde beroepsbekwaamheid wordt geëist;
- 35.
Overwegende dat in de beschrijving van de produkten, werken of diensten moet worden gerefereerd aan Europese specificaties; dat deze referentie, ten einde te garanderen dat een produkt, werk of dienst beantwoordt aan het gebruik waarvoor het door de aanbestedende dienst is bestemd, kan worden aangevuld met specificaties die geen wijziging mogen inhouden van de aard van de door de Europese specificaties geboden technische oplossing of oplossingen;
- 36.
Overwegende dat de beginselen van gelijkwaardigheid en onderlinge erkenning van nationale normen, technische specificaties en fabricagemethoden binnen de werkingssfeer van deze richtlijn van toepassing zijn;
- 37.
Overwegende dat de ondernemingen uit de Gemeenschap toegang tot opdrachten voor diensten moeten krijgen in derde landen; dat, wanneer die toegang in feite of rechtens blijkt te worden beperkt, de Gemeenschap moet trachten verbetering in de situatie te brengen; dat het onder bepaalde voorwaarden mogelijk moet zijn maatregelen te nemen betreffende de toegang van ondernemingen uit derde landen tot of betreffende de toegang van aanbiedingen uit dat land voor de onder deze richtlijn vallende opdrachten voor diensten;
- 38.
Overwegende dat, wanneer de aanbestedende diensten in onderlinge overeenstemming met de gegadigden de termijnen voor ontvangst van de offertes vaststellen, deze diensten zich houden aan het beginsel van non-discriminatie; dat, wanneer een dergelijke overeenstemming ontbreekt, passende bepalingen moeten worden vastgesteld;
- 39.
Overwegende dat het dienstig zou kunnen blijken de informatie over de verplichtingen inzake arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden in de Lid-Staat waar de werken worden uitgevoerd, te verbeteren;
- 40.
Overwegende dat het wenselijk is dat de nationale bepalingen voor het plaatsen van overheidsopdrachten ten gunste van de regionale ontwikkeling onder inachtneming van de beginselen van het Verdrag aan de doelstellingen van de Gemeenschap beantwoorden;
- 41.
Overwegende dat de aanbestedende diensten abnormaal lage aanbiedingen slechts mogen kunnen afwijzen nadat zij schriftelijk om preciseringen over de bestanddelen van de aanbieding hebben verzocht;
- 42.
Overwegende dat, binnen zekere grenzen, de voorkeur dient te worden gegeven aan een uit de Gemeenschap afkomstige aanbieding boven gelijkwaardige aanbiedingen uit derde landen;
- 43.
Overwegende dat deze richtlijn geen afbreuk mag doen aan het standpunt van de Gemeenschap in lopende of toekomstige internationale onderhandelingen;
- 44.
Overwegende dat de werkingssfeer van deze richtlijn naar aanleiding van de resultaten van dergelijke internationale onderhandelingen bij besluit van de Raad tot aanbiedingen uit derde landen moet kunnen worden uitgebreid;
- 45.
Overwegende dat de door de betrokken diensten toe te passen regels een kader moeten doen ontstaan voor de toepassing van loyale handelspraktijken en ruimte moeten laten voor de grootst mogelijke soepelheid;
- 46.
Overwegende dat in ruil voor deze soepelheid en ter bevordering van het onderlinge vertrouwen een minimum aan doorzichtigheid dient te worden gewaarborgd en passende methoden dienen te worden vastgesteld om toe te zien op de toepassing van deze richtlijn;
- 47.
Overwegende dat de Richtlijnen 71/305/EEG en 77/62/EEG moeten worden aangepast ten einde de werkingssfeer ervan duidelijk vast te stellen; dat de werkingssfeer van Richtlijn 71/305/EEG niet moet worden beperkt, met uitzondering van de opdrachten in de sectoren watervoorziening en telecommunicatie; dat de werkingssfeer van Richtlijn 77/62/EEG niet moet worden beperkt, met uitzondering van een aantal opdrachten in de sector watervoorziening; dat de werkingssfeer van de Richtlijnen 71/305/EEG en 77/62/EEG ook niet moet worden uitgebreid met de opdrachten die worden geplaatst door vervoerders die vervoer over land of lucht-, zee-, kust- of riviervervoer verzorgen en die, hoewel zij economische werkzaamheden verrichten met een commercieel of industrieel karakter, behoren tot het bestuursapparaat van de Staat; dat echter bepaalde opdrachten die worden geplaatst door vervoerders die vervoer over land of lucht-, zee-, kust- of riviervervoer verzorgen en behoren tot het bestuursapparaat van de Staat, wel onder deze richtlijnen moeten vallen wanneer zij uitsluitend met het oog op openbare dienstverlening worden uitgevoerd;
- 48.
Overwegende dat de onderhavige richtlijn in het licht van de opgedane ervaring opnieuw dient te worden bezien;
- 49.
Overwegende dat de openstelling van de overheidsopdrachten in de sectoren die onder deze richtlijn vallen, negatieve gevolgen zou kunnen hebben voor de economie van het Koninkrijk Spanje; dat de economieën van de Helleense Republiek en de Portugese Republiek een nog grotere inspanning moeten leveren; dat het passend is deze Lid-Staten adequate extra perioden toe te staan om deze richtlijn ten uitvoer te leggen,
Heeft de volgende richtlijn vastgesteld:
Lijst van bijlagen
Voetnoten
PB nr. C 337 van 31. 12. 1991, blz. 1.
PB nr. C 176 van 13. 7. 1992, blz. 136, en PB nr. C 150 van 31. 5. 1993.
PB nr. C 106 van 27. 4. 1992, blz. 6.
PB nr. L 185 van 16. 8. 1971, blz. 5. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/440/EEG (PB nr. L 210 van 21. 7. 1989, blz. 1).
PB nr. L 13 van 15. 1. 1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 88/295/EEG (PB nr. L 127 van 20. 5. 1988, blz. 1).
PB nr. L 374 van 31. 12. 1987, blz. 1.
PB nr. L 374 van 31. 12. 1987, blz. 9.
PB nr. L 374 van 31. 12. 1987, blz. 12.
PB nr. L 374 van 31. 12. 1987, blz. 19.