RFR 2019/93
Huwelijksvermogensrecht. Op welke echtgenoot rusten, bij een verrekenvordering wegens een niet uitgevoerd periodiek verrekenbeding, de stelplicht en bewijslast omtrent de omvang van het te verrekenen vermogen?
HR 19-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:637
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 april 2019
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
18/01583
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS69491:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Familieprocesrecht
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:637, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑04‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:118, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑02‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑04‑2018
- Wetingang
Art. 1:141, 1:143 BW; art. 679 Rv
Essentie
Huwelijksvermogensrecht. Periodiek verrekenbeding. Familieprocesrecht.
Op welke echtgenoot rusten, in geval van een verrekenvordering wegens een niet uitgevoerd periodiek verrekenbeding, de stelplicht en de bewijslast ter zake van de omvang (de waarde) van het te verrekenen vermogen? Kunnen verzoeken om vermogensbeschrijving ex art. 1:143 BW ook tot de rechtbank worden gericht? Wat brengt de devolutieve werking van het appel mee voor de beoordeling in hoger beroep van stellingen en weren van de vrouw die in eerste aanleg in het gelijk was gesteld?
Samenvatting
Partijen zijn in 1999 op huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. In de huwelijkse voorwaarden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.